zaterdag 27 februari 2010

Vraatzucht

Vies eten en scheten laten. Twee dingen waar ik niks mee heb. Twee dingen die centraal staan in een walgelijke voorstelling – jij mag raden hoeveel uur lang. NTGents La grande bouffe gaat over een viertal mannen die zich doodeten, twee vrouwen staan erbij en kijken ernaar. Ook ik kijk. Maar waarom?

Niet om me te realiseren dat ik voor de voorstelling beter niet om de dessertkaart had kunnen vragen en een Dame Blanche te bestellen (die geserveerd werd met een negerzoen, ik vraag me nog steeds af wat de kok mij daarmee heeft willen zeggen?). Ook niet om daarna tekeer te kunnen gaan over onze consumptiemaatschappij, want daar heeft iedere idioot zijn mond vol van. En zeker niet voor de hompen vlees waar het toneel mee is gevuld: alles behalve jammie voor een vegetariër.

Bij het lezen van de beschrijving ‘een langgerekte orgie van vreten en seks’ ben ik zo naïef geweest om te hopen op sensuele taferelen: lange tafels, Griekse godinnen, bokalen… maar zelfs het trosje druiven ontbreekt.

La grande bouffe confronteert met een vraatzucht die zo schaamteloos is dat ik mij er niet alleen niet in kan inleven, maar het ook niet kan opbrengen om ernaar te kijken. Als het schetenlaten begint wens ik zelfs dat ik er niet naar hoef te luisteren.

Toeschouwers die zich aangesproken voelen (ja, die zijn er ook) passen de ‘altijd blijven lachen’ tactiek toe. Het toeval wil dat ik na afloop in de tram achter zo’n Bassie en Adriaan koppel kom te zitten. Ze laten nepscheten tot aan het eindpunt: regisseur Johan Simons zou jaloers zijn geweest op hun goed doordachte, artistiek hoogwaardige toegift.

donderdag 18 februari 2010

Amsterdamse in Utrecht


Daar gaat ie. Ik strek mijn hand uit om m terug te kunnen trekken, maar het is te laat.

Na 24 jaar Amsterdam is wonen in Utrecht wennen. Om niet te zeggen een CULTUURSHOCK met alles erop en eraan. Denk aan: wakker worden van geloei en je realiseren dat je niet naar de Westerkerk-met-nieuwe-klokkenluider luistert, maar naar de Dom. Of als een toerist vraagt of je bekend bent ‘ja’ zeggen en vervolgens niet weten waar de Europalaan ligt (gelukkig maar begrijp ik later, want dat is de Utrechtse Theemsweg). Of, erger nog, als een Utrechtenaar je iets vraagt ‘I don’t understand you’ antwoorden, omdat ze een afgrijselijk, onverstaanbaar accent hebben – vrienden, trek asjeblieft mijn tong er uit als ik het overneem!

Onbekend zijn in eigen stad is een handicap, die niet alleen frustreert maar ook vervelende gevolgen kan hebben: zo mikte ik gister een belangrijke brief in de gleuf ‘streekpost’. Even vergeten dat dat in Utrecht natuurlijk niet de postcodes 1000-1119 zijn. Ook ben ik, onderweg naar huis, al een paar keer in de trein naar Amsterdam gestapt. Gelukkig voor mij ligt Amsterdam Amstel op hetzelfde traject als Utrecht Centraal en stapte ik op het nippertje toch steeds goed uit.

Het ‘Englishmen in New York gevoel’ zal nog wel even aanhouden. Maar, en dat moet ook worden gezegd, het ontdekken van de lekkerste broodjeszaak van het land (met bediening zonder Utrechts accent, want Italiaans) maakt dat ik in ieder niet lijd met lege maag.

vrijdag 12 februari 2010

Grote boze (geld)wolf

Ik heb mijn televisie nog niet terug of de volgende psychisch gestoorde buurman dient zich aan:

Tringggggggggg. Ik ben zo naïef om zonder te kijken de deur open te doen.
‘IK KRIJG NOG GELD VAN JE.’
Mijn verbaasde blik is niet gespeeld.
Met zijn grote hoofd gevaarlijk dicht bij het mijne schreeuwt de grote boze (geld)wolf me toe dat hij al drie maanden mijn ramen lapt, dat ik maar niet betaal, en dat hij NU zijn geld komt halen.
Allemaal goed en wel, maar mij is niets gezegd over een glazenwasser. Natuurlijk was mij opgevallen dat mijn ramen eens in de zoveel weken meer blonken dan anders, maar dat het mijn taak was om die neanderthaler-met-wolvenkop te betalen had niemand mij verteld. Dus: ‘Ik zal hierover contact opnemen met de eigenaar en het je laten weten als ik het geld heb. Waar woon je?’
Maar dat wil hij niet vertellen. Meneer de grote boze (geld)wolf ‘KOMT TERUG’.

Knock knock. Nog half in slaap wil ik mijn wekker uitzetten, maar het geklop houdt aan. Wat is dat voor geluid? Waar komt het vandaan? Slaperig open ik een gordijn – en kijk recht in het gezicht van de grote boze (geld)wolf. ‘MIJN GELD’, brult het gezicht. Ik hoop dat dit een droom is, dat ik niet echt in een dun nachthemd door het raam kijk naar een griezel met een groot hoofd dat om geld schreeuwt.

Tringggggggg tringgggggggggg. Dit drammerige belletje ken ik. Ik laat de gordijnen dicht, open niet meteen deur, maar spiek eerst even door het gangraam. Grote boze (geld)wolf blijkt niet gek en grijnst me toe. Even ben ik verbaasd, ik woon op 3hoog, dan besef ik dat hij op zijn ladder staat (!). Nog voor hij zijn muil open kan trekken hervind ik mijn kalmte: ‘De eigenaar heeft het geld overgemaakt. Ik ga mij eerst aankleden en dan voor je pinnen. Je kunt het geld vanmiddag komen ophalen, en hoeft niet meer terug te komen. Ik lap mijn ramen liever zelf.’

De grote boze (geld)wolf schreeuwt mij toe dat me dat ik dat niet kan. Ik negeer hem, uitleg over het verschil tussen kunnen en willen lijkt me aan hem niet zo besteed.

donderdag 4 februari 2010

Bert Visscher in een tuigje

Ik lach niet. Ik lach niet. Ik lach niet. Ik… Hihi… Hahaha! Altijd hetzelfde liedje als ik naar Bert Visscher kijk. Jeweetwel, die cabaretier die sneller praat dan je als normaal mens voor mogelijk houdt, graag gek giechelt en minstens elke vijf minuten een huppelsprongetje maakt. Als op-en-top ADHD’er werkt Visscher gemakkelijk op iemands zenuwen, in ieder geval op die van mij.

Maar omdat je nou eenmaal af- en toe je grenzen moet verleggen ben ik naar de voorstelling De reis om de wereld in 80 dagen geweest – met Bert Visscher in de hoofdrol.

Halverwege zweeft Visscher jammerend in een tuigje over het podium. Het gejammer heeft zowaar een reden: het tuigje is te strak vastgegespt. Auwauwauw oehoehoe! Collega Peter Heerschop frunnikt verwoed, maar krijgt Visscher niet bevrijd. Visschers voert het volume van zijn gejammer op. ‘Mijn velletje, auwauwauw oehoehoe, het tuigje zit tussen mijn velletje’.

Hihi…Hahaha! Ik kan het niet laten. Ik lach.

Maar Visscherfans, wees gerust: de technicus van de toneelgroep heeft hem losgegespt. Waarna de ‘rust’ weerkeerde.