‘Spreken wij in de voormiddag af?’ vraagt een studiegenoot.
'Goed,’ zeg ik – met typisch Hollandse G –, want ik heb ’s avonds een feestje.
‘Half 10?’ oppert mijn studiegenoot.
Voormiddag = vóór het middaguur en niet aan begin van de middag.
‘Ga je door?’ vraagt een studiegenoot als ik mijn jas pak.
‘Nee, ik ga naar huis,’ antwoord ik.
Wij bedoelen hetzelfde: doorgaan is teruggaan en niet verder gaan.
Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan (in de zin van verder gaan met voorbeelden geven, wat in een volgend blog zeker nog eens zal gebeuren), maar wat ik nu nog wil aanstippen is dat Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands behalve synoniemen en tegenstrijdigheden ook woorden kent die geen exact equivalent hebben. Iemand op café (ook al zoiets) vertelt mij over een acteur. Ze begrijpt dat ik die acteur niet ken: ‘Het is nu maar een marginale.’ ‘Of nee,’ corrigeert ze zichzelf, ‘een schrale, want marginaal dat kent ge zeker niet.’ Ik leg uit dat wij beide termen niet gebruiken, maar dat ik wel snap wat ze bedoelt. Ze vraagt mij hoe wij een ‘marginale’ in Nederland noemen. En na lang nadenken weet ik het: ‘Een tokkie.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten