vrijdag 24 december 2010

Ochtendritueel

Lekker lui onderuitgezakt zitten en er nog iets van leren ook. Als de wekker gaat is mijn eerste gedachte: ik kan ook niet gaan. Vervolgens draai ik mij om, en nog eens, en nog eens en dan haast ik mij onder de douche omdat ik net voor ik weer in slaap val bedenk dat ik toch liever wel ga.

Hoorcolleges, het verbaast mij soms dat deze dramatisch ouderwetse manier van lesgeven nog bestaat, maar voor een ‘ochtendmens’ als ik is het prima wakker worden. Ik haast mij met natte haren naar de campus, gelukkig op steenworp afstand. Precies op tijd – uitgaande van een academisch kwartiertje, schuif ik aan. Nog wat beduusd van het feit dat ik nog geen vijftig minuten sinds mijn opstaan in een felverlicht klaslokaal zit staar ik naar het scherm. Ik vraag mij af hoeveel sheets ik in mijn leven al voorbij heb zien flitsen? En op hoeveel daarvan het logo van de universiteit prijkte? Dit laatste sinds het een prof ontglipte dat de universiteit profs op het matje roept als zij ‘betrapt’ worden op het gebruik van sheets met een ander logo.

Interessant wel, aangezien de universiteit het dragen van een schooluniform of het lezen van door de universiteit gedrukte boeken niet verplicht stelt.. Voor ik in gedachten heb bepaald waar precies de grens zou moeten liggen, trekt de prof mijn aandacht. Bijvoorbeeld door te vertellen over een clown die uit een slagroomtaart springt op een verjaardag, met de bedoeling uit te leggen wanneer een artiest recht heeft op een freelancervergoeding. Of door te beschrijven hoe je een hotelkamer in kunt lopen, een vreemde vent onder de douche aantreft en het hotel de volgende ochtend toch tevreden verlaat: het belang van uitstekende service zal ik daardoor nooit vergeten. Hulde aan het voorbeeld!

Als ik in de pauze mijn koffie opslurp ben ik (bijna) altijd blij dat ik toch naar de les ben gegaan en duik ik met een gerust hart mijn bed weer in. Ik denk dat ik toe ben aan een (mini)winterslaap. Lieve lezers, fijne feestdagen en tot blogs in 2011!

dinsdag 21 december 2010

Theaterplein

Tussen station en historisch centrum ligt de Meir. Een brede straat met alle winkels die je in Nederland ook hebt, en daarom een absolute place to be. Het gerucht gaat dat de gemiddelde Hollander die ‘een dagje Antwerpen doet’ zelfs alleen de Meir op en neer hobbelt, om vervolgens met tassen vol kleding die ook in Nederland te koop is terug de trein in te stappen. Soms wijken ‘ze’ halverwege de Meir uit naar links om het Rubenshuis te bezoeken, voor ieder zichzelf respecterende toerist natuurlijk een must see. Maar helemaal dapper en de moeite waard is het als je na het Rubenshuis nog verder bij de Meir vandaan loopt.

Je komt uit op het Theaterplein, één van de redenen waarom ik in Antwerpen ben gaan wonen. Het Theaterplein is qua vormgeving mijn smaak niet, maar doet haar naam eer aan: de Arenbergschouwburg, HETPALEIS, de Stadsschouwburg, het Toneelhuis en weet ik welk theater nog meer liggen allemaal op of rondom het Theaterplein. Na afgelopen weekend kan ik verklappen dat niet alleen de hoeveelheid maar ook het aanbod indrukwekkend is. Vrijdagavond in HETPALEIS een Bal. Het Toneelhuis kan daarbij natuurlijk niet achterblijven en programmeert zaterdag Bourla Beats. Ondanks de hevige sneeuwval is de Bourla goedgevuld en wordt er met jassen, soms zelfs handschoenen, aan gedanst. Voor beide feesten (en zo’n beetje elk ander Antwerps product) geldt trouwens dat de opbrengsten worden gedoneerd aan Music for Life, de dit jaar in Antwerpen neergestreken Vlaamse tegenhanger van Serious Request.

Om mijn weekend Theaterplein compleet te maken bezoek ik zondag Writers bench in de Arenbergschouwburg. Writers bench is een ‘live performance concept’ en komt neer op een avond muziek, film, poëzie en beeldende kunst. Oban brengt me in een geheel verantwoorde, sprookjesachtige trance door muziek, door de bandleden omschreven als ‘post hop’, te combineren met (eigen) filmmateriaal. Naast mij wordt geschilderd, wat ik heel creatief vind maar vanwege de verfstank verder niet zo nodig. Of misschien is het idee ‘live art’ mij nog niet duidelijk genoeg. Hoe dan ook weet ik na dit weekend zeker: Theaterplein, ik ben fan!

woensdag 15 december 2010

Hout

Op de nog donkere speelvloer ontwaar ik de contouren van decorstukken. Een bol met twee gaten is net het hoofd van een aliën. Een bouwsel van kruislings geplaatste staven vormt een gang, al weet ik niet waarheen. In het halfduister zie ik ook twee mensen staan. Ik kijk naar ‘Hout’, een niet zo 1,2,3 te peilen theatervoorstelling van theatermaker Abke Haring.

Als ik ‘hout’ hoor denk ik aan bomen of planken, solide en stevig. Maar in ‘Hout’ is daar geen sprake van. De sfeer is drukkend, duister. Roodgekleurde woorden op een tekstbalk lichten de speelvloer op. Makkelijke woorden, die ik in deze context echter niet meteen kan plaatsen maar gewoon op mij in laat werken. Vier spelers tasten de ruimte af. Stap voor stap, in opperste concentratie. Ik kan elke spierbeweging volgen, want zij dragen alleen ondergoed en sportschoenen. Waar zij zijn, wat zij zoeken, ik heb geen idee – zij misschien ook niet – maar het boeit.

De spelers vinden elkaar, verliezen zich in elkaar. De vrouw stopt vingers in de mond van een van de mannen. Een artistieke variant op orale seks of is dat maar een banale fantasie? De scène wordt gruwelijker, toch blijf ik kijken. Uiteindelijk ligt de man in foetushouding op de speelvloer, in zijn eentje want de andere drie spelers zijn de bol ingekropen. Daar begint één van de mannen aan een monoloog vol woorden die mij eigenlijk niet aanstaan: ‘partyslet’, ‘gangbang’ en meer van dat soort seksistische ongein. Ik interpreteer de monoloog als een beschrijving van het doorlopen van levensfasen: de man spreekt over een opgroeiend jongetje, maar er zit zo weinig lijn in zijn tekst dat hij er voor hetzelfde geld iets heel anders mee heeft bedoeld.

Na afloop lees ik een tekst van Haring waaruit blijkt dat ze sterk is gefocust op beeld, foto’s in het bijzonder. Dat is absoluut terug te zien in ‘Hout’. In de teksten heeft ze haar obsessie voor details verwerkt. Ze noemt ze gedichten. Misschien verklaart dat dat de teksten er wat mij betreft niet in hadden gehoeven, ik heb over het algemeen weinig geduld voor gedichten. Bovendien zijn de beelden sterk genoeg: vanaf het moment dat ik in het halfduister twee mensen zie staan ben ik geboeid. Het enige dat mij afleid is de vraag: waarom heet deze ongrijpbare voorstelling ‘Hout’


Beeld: Koen Broos

zondag 12 december 2010

WikiLeaks


Buitenlands nieuws heb ik nooit goed gevolgd. Sterker nog: na het lezen van ‘Het zijn net mensen’ ben ik er zelfs helemaal mee opgehouden om het nieuws te volgen. Geen kranten, geen journaal. Soms DWDD, maar das eigenlijk meer vermaak dan nieuws. Eerlijk is eerlijk: als iemand me een krant in handen drukt of als op café het journaal aanstaat, wend ik heus mijn blik niet af. Ook op Facebook ontkom ik niet aan nieuws, gelukkig maar, anders had ik begin van het jaar niet geweten dat Job Cohen zich kandidaat stelde als lijsttrekker van de PvdA en dat octopus Paul zes weken geleden is overleden. Misschien is het niet-volgen van nieuws maar een fase, net zoals het dwangmatig naar het achtuurjournaal kijken dat vroeger was. Een fase die wie weet zelfs zo goed als voorbij is…

Een klein halfjaar geleden vonden vrienden van me WikiLeaks
(momenteel offline) leuk. Via Facebook (wat anders) klikte ik op de link die ze deelden, om uit te komen op een wiki vol WAARGEBEURD nieuws. Geen in scène gezette shots van een zielige weeskindjes (die in het echt lang niet allemaal wees, zelfs niet allemaal arm zijn), maar officiële documenten. Officiële, UITGELEKTE documenten van wereldbelang. Hoera! Das veel leuker dan de film! Dus sinds kort volg ik dagelijks (!) via Nu.nl het laatste nieuws over WikiLeaks, hou ik één van de mirrors van WikiLeaks scherp in de gaten en kijk ik vast uit naar OpenLeaks en via Operatie Leakspin verspreide documenten. Heeft Julien Assenge nu wel of niet iemand(en) verkracht? Hoe lang blijven de Nederlandse militairen nou echt in Afganistan, en wat doen ze er precies? WikiLeaks, maar ook het trammelant eromheen: spannender dan soaps.

Wat helemaal verslavend werkt is de impact die WikiLeaks lijkt te hebben op onze maatschappij. Mastercard, PayPal, Twitter, het zijn niet de minsten die WikiLeaks het leven zuur maken, en omgekeerd. Wie is de slechterik? Gaat De Waarheid deze titanenstrijd winnen? Wordt vervolgd – tenzij één of andere zestienjarige ook Speciaaltje hackt…

maandag 6 december 2010

Pakjesavondtrein

Het was zaterdag weer één groot feest bij de NS: werkzaamheden bij Schiphol en bevroren wissels bij Gouda. Hoe komen ze erbij om aan het spoor te gaan werken als het (1) sneeuwt en (2) half Nederland met cadeaus en opgewonden kinderen onderweg is naar een Sinterklaasfeest? De bevroren wissels verbazen mij eveneens; was de NS niet winterklaar? Hoe dan ook, ik heb er vier uur over gedaan om vanuit Antwerpen in Amsterdam aan te komen. Ik moest eigenlijk ook nog naar Utrecht, maar vanwege Facebookwaarschuwingen als ‘het stinkt hier naar garnalen en andere Aziatische spullen die hier naast mij staan in plasic zakken’ heb ik die tussenstop maar overgeslagen.

5 december pak ik expres een trein eerder, geen erger vooruitzicht dan ’s nachts stranden tussen Utrecht en Antwerpen, maar de reis verloopt rustig. Iets te rustig, de sneltrein naar Rotterdam verandert halverwege in een stoptrein (ooit van Capelle Schollevaar gehoord?) – al ben ik allang blij dat ‘ie rijdt. Het is zelfs best knus in de trein: iedereen bewondert zijn/haar Sinterklaascadeaus of schept op over de hoeveelheid: ‘Ik heb printerpapier gekregen en ik krijg nog een printer maar die was te groot voor Sinterklaas.’ ‘Ik heb parfum gekregen en bakspullen en …’. Zelf knabbel ik op pepernoten en hoop ik ondertussen dat deze pakjesavondtrein doorrijdt naar een warm, zonnig Spanje zonder bevroren wissels.

vrijdag 26 november 2010

Tokkie

Ik woon nu twee maanden in Antwerpen en kan met zekerheid zeggen: Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands is niet hetzelfde. Ik dacht altijd dat het verschil slechts in synoniemen lag, dat Belgen ‘zot’ vinden wat wij 'gek' vinden en dat ze aan de bar een ‘pintje’ bestellen in plaats van een 'biertje'. Maar het verschil is niet alleen groter, het brengt ook tegenstrijdigheden met zich mee.

‘Spreken wij in de voormiddag af?’ vraagt een studiegenoot.
'Goed,’ zeg ik – met typisch Hollandse G –, want ik heb ’s avonds een feestje.
‘Half 10?’ oppert mijn studiegenoot.
Voormiddag = vóór het middaguur en niet aan begin van de middag.

‘Ga je door?’ vraagt een studiegenoot als ik mijn jas pak.
‘Nee, ik ga naar huis,’ antwoord ik.
Wij bedoelen hetzelfde: doorgaan is teruggaan en niet verder gaan.


Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan (in de zin van verder gaan met voorbeelden geven, wat in een volgend blog zeker nog eens zal gebeuren), maar wat ik nu nog wil aanstippen is dat Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands behalve synoniemen en tegenstrijdigheden ook woorden kent die geen exact equivalent hebben. Iemand op café (ook al zoiets) vertelt mij over een acteur. Ze begrijpt dat ik die acteur niet ken: ‘Het is nu maar een marginale.’ ‘Of nee,’ corrigeert ze zichzelf, ‘een schrale, want marginaal dat kent ge zeker niet.’ Ik leg uit dat wij beide termen niet gebruiken, maar dat ik wel snap wat ze bedoelt. Ze vraagt mij hoe wij een ‘marginale’ in Nederland noemen. En na lang nadenken weet ik het: ‘Een tokkie.’

vrijdag 19 november 2010

KatLeen

Als de kat van huis is, dansen de muizen is een waarheid als een koe. Poes Sawa had haar laatste adem nog niet uitgeblazen of de eerste muis glipte het huis in… Ik was pas vijf maar ik weet nog goed dat mijn moeder meteen de kat van de buren leende om op jacht te gaan. En dat het beest nog geen uur later met een muis in zijn bek de overloop terug overstak. Nog mooier was dat ik daarna een babypoesje uit mocht zoeken, die een paar jaar later zelf ook kittens kreeg, en ik mijn leven lang geen last van muizen had. Tot ik op kot ging.

Mijn kot heeft een houten vloer vol kieren om voedselresten tussen op te slaan en fijn kapot te knagen bordkartonnen muren. En ik heb geen kat. Ik zou er graag één willen, maar tenzij ik van mijn douche een kattenbak maak en nooit meer een weekendje wegga, zal dat niet gaan. Dus nu heb ik een muis. Hij spint niet, is nog nooit bij me op schoot gekropen en laat zich ook niet aaien. Wat ‘ie wel doet is mij in een paniekvogel veranderen, die nauwelijks bezoek durft te ontvangen omdat bezoek wellicht kruimels bezorgt. Positiever gevolgen zijn dat ik dagelijks afwas en nergens eten(sresten) laat slingeren. Maar dat weegt niet op tegen een kat op bed om mij zachtjes in slaap te spinnen.

Voortbordurend op initiatieven als autodelen en gezinnen die samen een vakantiehuisje kopen wil ik graag een kat met iemand delen. En dan noemen we die kat KatLeen. Iemand interesse?

donderdag 11 november 2010

Behoefte

Ik ben vast niet de enige die wel eens vergeet om de WC deur op slot te doen. Als ik mazzel heb heeft iemand me naar de WC zien gaan en word ik niet gestoord. Als ik pech hebt gebeurt meestal het volgende: zowel degene die stoort als ik die op de pot zit schaamt zich. Om dit te vermijden kies ik op mijn beurt meestal een toilet uit waarvan de deur al (half)open staat. Soms verras ik dan een kleuter die te klein om de deur dicht te kunnen/mogen doen, maar verder is het altijd een veilige keus geweest. Zeker op de universiteit, omdat ik daar nooit kleuters (in de letterlijke zin van het woord) zie.

Ik ben dan ook verbaasd als ik op de Stadscampus een halfopen WC deur verder open, en de WC bezet blijkt te zijn. En dan niet eens door een extreem hoogbegaafde kleuter, maar door een vrouw. ‘Sorry’, stamel ik, en ik schaam me (geheel volgens de onafgesproken regels van onze schaamtecultuur). De vrouw daarentegen blijft rustig zitten, geen enkele poging ondernemend om de deur dicht te doen. Ik vraag me af of ze wil dat ik dat doe of dat ze de deur met een reden openlaat?? Ze zou claustrofobisch kunnen zijn, dus het zekere voor het onzekere nemend laat ik de deur halfopen staan. Al heb ik als ik eerlijk ben helemaal geen boodschap aan haar behoefte.

dinsdag 2 november 2010

Zwart Water

Mijn favoriet van het Nederlands Filmfestival is zonder twijfel Zwart Water. In deze psychologische thriller verhuist een Nederlands gezin naar een Belgisch landhuis waar de negenjarige dochter Lisa wordt geplaagd door visioenen van een meisje dat beweert het dode tweelingzusje van Lisa’s moeder te zijn. Een afgelegen, oud huis, het zien van overleden familieleden, het zijn op het eerste gezicht eerder ingrediënten voor Scary Movie deel zoveel dan voor een psychologisch pareltje. Maar zodra het gezin voet over de drempel van het landhuis zet, zit ik op het puntje van mijn stoel.

Voortdurend vraag ik mij af of het mogelijk is dat Lisa het dode meisje echt ziet of dat het een net zo nep gegeven is als duurzame Nestlé chocola. Googelen naar ‘dode mensen zien’ brengt mij algauw op de site van medium (of mediageil charlatan?) Derek Ogilvie. Een site die Van Strien ook zeker bekeken heeft: ‘Ik was niet bang om overleden mensen te zien. Ik was meer overstuur omdat ik het tegen niemand kon vertellen. Ik wilde niet dat men me raar vond. Ik was me heel bewust, zelfs op die jonge leeftijd, van bewijs en wist omdat de verbinding met die bewuste spirit niet sterk was, dat ik niet bewijzen kon wat ik zag. Ik wilde er gewoon bijhoren bij mijn familie en vrienden, zoals ieder kind van 9 jaar oud.’

Het verschil tussen Zwart Water en Ogilvie is alleen dat Zwart Water de mythe dat kinderen dode mensen kunnen zien uiteindelijk ontkracht. Terwijl Ogilvie onlangs een theatertour is begonnen waar sensatiezoekers hem live telepathisch kunnen zien doen. Hoe zou een gesprek tussen beide heren verlopen? Ik kijk uit naar een ontmoeting, al dan niet in levende lijve.

donderdag 28 oktober 2010

Expeditie Decathlon

Soms weet je dat iets kansloos is, maar probeer je het evengoed. Behalve naar een barbecue gaan als het waait geldt dit ook voor het zoeken van een sportwinkel in een onbekend industriegebied. Maar na een uur BBB oefeningen te hebben gedaan, op een op z’n zachtst gezegd keiharde sportvloer, kan ik niet anders dan concluderen: ik heb behoefte aan een sportmat. Nu blijkt een mat minstens twintig euro te kosten, wat best veel is voor een matig buikspieroefeningenliefhebber als ik. De BBB-leraar, die meteen snapt wat voor vlees hij in de kuip heeft, tipt een winkel waar sportmatten vanaf €2,50 worden verkocht. Twintig (bus)minuten bij mij vandaan, maar ja, je bent een Hollander of niet.

Me verheugend op ozo strakke buikspieren wacht ik op de bus. Op mijn Ipod ondertussen de hits waarop we in de BBB les onze oefeningen doen. De bus komt niet, uitgevallen in verband met een ongeval, maar dat deert niet. Als de volgende bus bij de sportwinkelhalte aankomt voel ik nattigheid. Letterlijk, het begint te regenen, maar ook figuurlijk: op het kruispunt waar ik sta is geen winkel te bekennen. Wel flink wat loodsen, een beetje zoals aan de Amsterdamse Spaklerweg (mijn expeditie heeft trouwens ook wel wat weg van de keer dat ik de Powerzone zocht) en wat bouwvakkers. Normaal negeer ik die, maar nood breekt wet dus ik stap op ze af om de weg te vragen. Jammer genoeg spreken ze alleen Pools...

Om de hoek vind ik een wasserette. Blij als Hans en Grietje die het peperkoekhuisje ontdekken loop ik er binnen. Een wasvrouw die nodig wat aan haar buikspieren moet doen weet zowaar welke winkel ik bedoel: de brug over en dan ben ik er! Klinkt wel dat makkelijker dan het is: de brug is mega, minstens een kilometer lang. En het regent. Maar ja, alles voor de buikspiertjes, dus ik passeer loodsen en Polen en inderdaad: aan de andere kant van de brug staat de Decathlon. De Decathlon is een Belgische sportwinkel die qua oppervlakte niet onderdoet voor de Arena, en alles heeft wat je je op sportgebied zou kunnen wensen. In mijn geval: een sportmatje (jawel: €2,50!) en een flesje water met passievruchtsmaak. Het zal je niet verbazen dat ik me nog nooit zo heb verheugd op de volgende les.

dinsdag 19 oktober 2010

Expeditie BBQ

Soms weet je dat iets kansloos is, maar probeer je het evengoed. Bijvoorbeeld naar de barbecue gaan van een studiegenoot die ik nog nooit heb ontmoet, in een stad die ik niet ken, terwijl het zwaar bewolkt is. Maar omdat ik zowel de studiegenoot als de stad graag wil leren kennen ga ik toch op pad.

Met vegaburgers en sla in de hand (het is en blijft een studentenbarbecue) wacht ik op de internationale trein. Er wordt een vertraging van 25 minuten aangekondigd en mijn maag begint te knorren, maar ik weiger mijn eetlust te verpesten met stationsvoer! Of de burgers ook rauw te vreten zijn durf ik (nog) niet te proberen...

Na ruim twintig minuten schuifelt een stel bepakte en bezakte passagiers naar spoor 4. Vreemd, de internationale trein staat nog steeds aangekondigd op spoor 3. Ik loop achter ze aan en warempel, daar staat mijn trein! Of nee, daar gaat mijn trein: terwijl de gehaaidste passagiers op het knopje drukken zet het kreng zich doodleuk in beweging.Een fractie later klinkt het volgende omroepbericht: ‘Dames en heren, de internationale trein van 10:55 zal vertrekken van spoor 4.’ Zal vertrekken? Is zojuist vertrokken bedoel je! NS, dit meen je toch niet! Meer dan wachten op de volgende, de internationale trein gaat eens per uur, zit er niet in. Bovendien zwicht ik voor een sandwich :(


Het blijkt me vergeven, want eenmaal in Antwerpen is de barbecue voorbij. Voor zover er überhaupt sprake van was: mijn studiegenoot biecht op dat hij het ding door de hevige wind niet aan de praat heeft gekregen. Ik kan niet anders dan zeggen dat ik het echt heb geprobeerd. En dat de vegaburgers, op de vuilnisbak naast het station of in de mond van een willekeurige zwerver, het bewijzen...

vrijdag 15 oktober 2010

Roadie van Rox

Je komt op, ziet een zaal vol fans. Je verwacht applaus, hebt de neiging om te buigen, maar het gekke is: zodra ze je zien kijken ze weg. Dus je negeert je applausverwachting en onderdrukt de buigneiging, net zoals je dat gister deed en morgen zal doen.

Je bent roadie. Roadie van Rox. Als zij een concert heeft, zorg jij dat ze op het podium niets tekort komt. Zelfs aandacht kan je haar geven, mochten de fans van haar wegkijken zoals ze dat bij jou doen. Maar je weet al dat dat niet gebeurt. Dat Rox zo voor de microfoon gaat staan, die precies hoog genoeg hangt. Dat ze na twee of drie nummers een slok water neemt, uit het flesje waar de dop al half van open is gedraaid. Dat ze na een nummertje of vijf het zweet van haar hals wist met de handdoek die jij op het podium neer hebt gelegd.

Je bent haar toegewijd. Ongetwijfeld krijg je ervoor betaald, maar dat maakt het niet minder speciaal. Als ze een toegift geeft zie ik je in de coulissen uit je dak gaan. En als ze even later buigt en ik klap, dan doe ik dat ook voor jou, roadie van Rox.