dinsdag 3 mei 2011
Plastictasje
Eén van de eerste reclamefilmpjes die ik bewust meemaakte, komt uit de reeks ‘Een beter milieu begint bij jezelf’. Voor wie toen nog te jong was/niet uit Nederland komt: dit zijn reclamefilmpjes van de overheid om kijkers milieuvriendelijker te maken. Ik heb er geen idee van hoe effectief dit soort filmpjes zijn. Jij? Zelf ben ik volgens mij vooral lief voor de natuur omdat m’n ouders me zo hebben getraind, maargoed, er zijn vast ook mensen opgevoed door de televisie.
In de V&D werkt een vrouw die, gezien haar middelbare leeftijd, de ‘Een beter milieu begint bij jezelf’ filmpjes waarschijnlijk veel bewuster heeft meegemaakt dan ik. Bij haar hebben de filmpjes alleen hun doel niet bereikt. Eerder het tegenovergestelde...
Ik reken een nieuwe schoudertas af. De vrouw stopt ‘m zonder vragen in een plastictasje. Dat alleen ergert me al. Vragen of een klant een tasje wil, bespaart per dag waarschijnlijk een heleboel plastic, terwijl het aantal mensen dat protesteert als een verkoopster iets meteen in een tasje duwt uiterst zeldzaam is.
Ik behoor dat die zelfverkozen zeldzaamheid en zeg dus dat ik het tasje niet nodig heb. Een opmerking die me duurder komt te staan dan je voor mogelijk houdt: de vrouw kwakt het tasje in de vuilnisbak. Zo van, als jij het tasje niet wil, dan zal niemand het krijgen. Of onder het motto: elke klant heeft recht op een vers tasje, eenmaal opengevouwen mag het niet worden herbruikt.
Waarom ze het tasje niet bewaart voor de volgende klant maar weggooit, ik weet het niet. Ik weet wel dat ik het een ONGELOFELIJK stomme actie vind. Daarom heb ik, speciaal voor deze verkoopster van de V&D (verder niks tegen de V&D, ik heb er jaren met plezier gewerkt), een toepasselijk ‘Een beter milieu begint bij jezelf’ filmpje opgescharreld:
Verkoopster: “Wilt u een tasje meneer?”
Klant: “Een tasje? Nee! NEE!! NEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE!!!”
Moet ik de volgende keer ook maar zo zeggen.
donderdag 14 april 2011
Fietspech

Ik zal jullie niet vervelen met een opsomming van al mijn lekke banden, maar:
Toen ik vorig jaar van Amsterdam naar Utrecht verhuisde, en mijn geliefde omafiets stalde bij Amsterdam Centraal, was ‘ie binnen een maand weg, gestolen. Eenmaal in het bezit van een nieuwe fiets, een vaag maar goedkoop type racefiets waar ik me eigenlijk nooit helemaal op thuis heb gevoeld, ging al snel het slot kapot, het duurde weken voor ik een manier had gevonden om ‘m open te (laten) wrikken. Vanaf dat moment fietste ik ermee van en naar m’n werk, tot ik in Antwerpen ging studeren. Als ik in Nederland was, was dat meestal met koffer. En geloof me, een koffer en een racefiets gaan niet samen, dus werd de fiets een geliefd object voor fietsvandalen. Telkens als ik ‘m van het slot haalde was er wel weer wat kapot, van verbogen stuur tot kapotte versnellingskabel.
De kapotte kabel heeft mijn fiets de das omgedaan. De ketting ligt eraf, ik kan niet meer remmen en de reparatie is door een vriendelijk fietsenmakertje begroot op 90 euro. Als student kan ik in Antwerpen voor 35 euro een halfjaar lang een kanariegele studentenfiets huren. Dat leek me dan wel wat, maar vanwege het mooie weer zijn al deze fietsen tot het najaar verhuurd.
Dus ik loop en ik loop en ik loop. Ik loop mezelf een recordaantal blaren. Het wordt hoog tijd om op zoek te gaan naar een nieuwe fiets, liefst één die mij het gevoel van vrijheid dat ik heb ervaren op de crossfiets teruggeeft en eeuwig meegaat.
vrijdag 25 maart 2011
Baliemedewerkers

Als het internet op mijn kot kapot is loop ik met mijn laptop naar de bieb. Daar staan grote tafels, minstens twee keer zo groot als mijn bureau, met voor elke student een stopcontact, internetkabel en bureaulamp. Wat een luxe, het maakt me ineens niet meer uit dat mijn internet het thuis niet doet! Hoe ik het draadloze netwerk op mijn laptop moet instellen is onduidelijk, dus ik loop naar de balie. Ondertussen hou ik mijn laptop scherp is de gaten, want de ‘Pas op voor dieven’ bordjes zijn me niet ontgaan. Een baliemedewerker, waarop de term ‘suffe doos’ eigenlijk meer van toepassing is, beweert met een stalen smoel dat de handleiding voor het instellen van een draadloos netwerk op de website van de bibliotheek staat. Als ik opmerk dat ik dan toch echt eerst internet moet hebben, kijkt ze me slechts afkeurend aan. Alle vaste computers zijn bezet, maar zodra ik een student naar het toilet zie gaan, grijp ik mijn kans. Ik ga achter zijn pc zitten en zoek naar de handleiding, die ik zowaar meteen vind. Nog voor de student terug is van het toilet zit ik achter mijn eigen laptop, online.
Ik kom online een interessant artikel tegen en wil het printen. Ook daarvoor moet ik naar de bieb. Ik koop een printkaart, stuur mijn printopdracht naar de printer, betaal en vervolgens gebeurt er he-le-maal niks. Zuchtend en steunend komt een baliemedewerker kijken wat het probleem is. We sturen de printopdracht nog zeker drie keer naar de printer, zonder resultaat. De baliemedewerker kijkt me aan of ik de duivel in eigen persoon ben en beweert “zoiets nog nooit te hebben meegemaakt”. Ik slik de opmerking “maakt u überhaupt wel eens iets mee” in, bedank en besluit het artikel maar vanaf mijn laptop te lezen.
Ik herinner me een boek, zo een ‘dit wil ik nou altijd nog eens lezen’ boek, en het ligt zowaar in de bieb. In een ander filiaal weliswaar, maar het is lente, de zon schijnt, en ik loop blij naar de bibliotheek. Om binnen te komen heb ik een badge nodig die ik niet heb, maar gelukkig opent een baliemedewerker zonder gezeur de deur. Hoewel ik het boek meteen heb gevonden en er geen rij staat bij de balie, duurt het toch een half uur voor ik wegkan. Ik heb dit filiaal nog niet eerder bezocht en moet daarom al mijn gegevens achterlaten voor ik het boek mag meenemen. De filialen delen een catalogus, dus waarom mijn pas in een ander filiaal niet gewoon kan worden gescand is me een raadsel, maar ik zwijg want ik word geholpen door een aardige baliemedewerker.
Terug in mijn ‘eigen’ bieb wil ik een boek lenen uit het magazijn, dus op naar de balie. Ik noem de titel en de nauwelijks Nederlands sprekende baliemedewerker vertelt me dat ze het boek niet hebben. “Onzin,” zeg ik, “ik heb het net gezien.” Met veel gezucht en gesteun kijkt ze nog eens in de computer en vind ze het boek. “Ooooh, dat ligt in het magazijn en dat moet je online aanvragen.” Eigenlijk zegt ze het niet zo, ze zegt het veel onsamenhangender, maar dan slaat mijn spellingscontrole op hol. Ik leg uit dat ik geen link heb gezien om het boek op te kunnen vragen, maar dat snapt ze niet. Ze roept er iemand bij, de baliemedewerker met wie ik de printcrisis heb doorgemaakt om precies te zijn. Ik maak me z.s.m. uit de voeten, ik lees eerst wel het andere boek.
vrijdag 11 maart 2011
Made in Dagenham

Made in Dagenham gaat over de 187 vrouwen die eind jaren zestig in de Ford fabriek van Dagenham werken. In een veel te benauwde fabriekshal met een lekkend plafond naaien ze dag in dag uit stoelbekleding. Tot één van de vrouwen, Rita O’Grady, ontdekt dat de mannen meer betaald krijgen. Vanaf dat moment gaan de vrouwen in staking, totdat ze evenveel verdienen als de mannen.
In hun stakingsdrift vergeten de vrouwen het huishouden, wat leidt tot mannen in ongewassen overhemden, kinderen met klitten in het haar en aangebrand eten. En als Ford door de voorraad beklede stoelen heen is, zijn de mannen die verantwoordelijk waren voor de transport ineens werkloos. Al snel is er ook geen werk meer voor de mannen van andere afdelingen en sluit de fabriek. De overheid bemoeit zich ermee, Ford is economisch immers van onschatbare waarde, en de vrouwen krijgen hun zin. Hoera!
De staking in 1968, en de invoering van de Equal Pay Act in 1970 zijn waargebeurd. Maar wordt er werkelijk gelijk beloond? Ik meen dat sommige vrouwen nog steeds minder verdienen en Google uit hoe het zit:
De trefwoorden ‘mannen’, ‘vrouwen’ en ‘loon’ bevestigen mijn vermoeden. “Er is een gemiddeld verschil van 15% tussen het loon van vrouwen en het loon van mannen,” zie ik op de site van de Vlaamse Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Op de site van de Europese Commissie lees ik: “Gemiddeld verdient een vrouw maar 82 cent voor iedere euro die een man verdient”. Google toont me nog 159.998 andere sites met vergelijkbare uitspraken, sites waaruit het tegendeel blijkt ben ik niet tegengekomen.
Ik, vrouw en binnenkort op zoek naar een baan, word niet blij van dit soort berichten. Ik wil staken, net als de vrouwen uit de Ford fabriek. Maar om te staken, moet ik eerst een baan hebben. En afstuderen. Dat doet me denken aan een mailtje van de universiteit, of ik het collegegeld voor het tweede semester wil overmaken. Ik wil dat best doen maar vraag me ineens af: waarom betalen we eigenlijk evenveel collegegeld als de mannen? Moeten we daar niet eens tegen staken?
maandag 6 december 2010
Pakjesavondtrein

5 december pak ik expres een trein eerder, geen erger vooruitzicht dan ’s nachts stranden tussen Utrecht en Antwerpen, maar de reis verloopt rustig. Iets te rustig, de sneltrein naar Rotterdam verandert halverwege in een stoptrein (ooit van Capelle Schollevaar gehoord?) – al ben ik allang blij dat ‘ie rijdt. Het is zelfs best knus in de trein: iedereen bewondert zijn/haar Sinterklaascadeaus of schept op over de hoeveelheid: ‘Ik heb printerpapier gekregen en ik krijg nog een printer maar die was te groot voor Sinterklaas.’ ‘Ik heb parfum gekregen en bakspullen en …’. Zelf knabbel ik op pepernoten en hoop ik ondertussen dat deze pakjesavondtrein doorrijdt naar een warm, zonnig Spanje zonder bevroren wissels.
vrijdag 19 november 2010
KatLeen

Als de kat van huis is, dansen de muizen is een waarheid als een koe. Poes Sawa had haar laatste adem nog niet uitgeblazen of de eerste muis glipte het huis in… Ik was pas vijf maar ik weet nog goed dat mijn moeder meteen de kat van de buren leende om op jacht te gaan. En dat het beest nog geen uur later met een muis in zijn bek de overloop terug overstak. Nog mooier was dat ik daarna een babypoesje uit mocht zoeken, die een paar jaar later zelf ook kittens kreeg, en ik mijn leven lang geen last van muizen had. Tot ik op kot ging.
Mijn kot heeft een houten vloer vol kieren om voedselresten tussen op te slaan en fijn kapot te knagen bordkartonnen muren. En ik heb geen kat. Ik zou er graag één willen, maar tenzij ik van mijn douche een kattenbak maak en nooit meer een weekendje wegga, zal dat niet gaan. Dus nu heb ik een muis. Hij spint niet, is nog nooit bij me op schoot gekropen en laat zich ook niet aaien. Wat ‘ie wel doet is mij in een paniekvogel veranderen, die nauwelijks bezoek durft te ontvangen omdat bezoek wellicht kruimels bezorgt. Positiever gevolgen zijn dat ik dagelijks afwas en nergens eten(sresten) laat slingeren. Maar dat weegt niet op tegen een kat op bed om mij zachtjes in slaap te spinnen.
Voortbordurend op initiatieven als autodelen en gezinnen die samen een vakantiehuisje kopen wil ik graag een kat met iemand delen. En dan noemen we die kat KatLeen. Iemand interesse?
donderdag 9 september 2010
Bekerrapertjes
Zo makkelijk is geld niet meer verdiend. De meeste festivals geven bezoekers een muntje (meestal zo’n €2,50 waard) als ze tien à twintig bekers inleveren. Het Vlielandse Into The Great Wide Open wilde onlangs veertig bekers zien voor ze een muntje gaven. ‘Wat veel’, dacht ik toen ik dat las, maar als snel wenste ik dat er honderd bekers voor een muntje nodig waren. De bekerrapertjes bleken een plaag.
Daderprofiel
Een bekerrapertje j/m ziet er meestal verdacht schattig uit. Leeftijd: 3-12. Haarkleur: overwegend blond. Overige kenmerken: assertief, doortastend, niet-op-het-mondje-gevallen, kortom: hondsbrutaal.
Hoe gaan ze te werk? Zoals er meer wegen naar Rome leiden verschilt ook de weg naar een muntje. ‘Mag ik jouw beker?’ is een veelgehoorde vraag, die logisch is, behalve als de beker nog vol zit. Een lege beker oprapen en meenemen is ok, tenzij de beker als afvalbak diende en het afval door het bekerrapertje op de grond wordt gegooid. Ook opmerkelijk: bekerrapertjes die voor je neus blijven wachten tot het biertje op is. De krantenkop: ‘Bekerrapertje brengt nacht door in cel wegens diefstal van bekervoorraad’ had me niet verbaasd.
‘Laat je drankje nooit onbewaakt achter’, waarschuwden mijn ouders vroeger. Nu pas begrijp ik waarom: een bekerrapertje is er zo mee vandoor. Op Into The Great Wide Open bewaakte ik een biertje met mijn leven. En als het op was? Dan joeg ik de plaag mijn buurt uit door het bekertje zo ver mogelijk weg te gooien. Liefst richting derde wereld, waar het rapen van plasticafval voor sommige kinderen van levensbelang is.
zondag 16 mei 2010
Props voor WALL-E

De situatie is als volgt: marskramers (zie foto) bieden hun waar aan tussen de vuilniszakken – gelukkig verkopen ze sieraden en geen vreten. Vuilnisbakken zijn onzichtbaar, zoveel afval is eroverheen gemieterd en o-ve-ral ligt zwerfvuil. Colablikjes, ijsstokjes, Pizza Hutkartonnetjes, Burgerking/Febo/MacDonalds/Smullerszakjes en candybarwikkels – ik denk dat 99% van het zwerfvuil bestaat uit fastfoodverpakkingen.
Mijn conclusie: het is om te janken. Niet dat de schoonmakers staken, ik zou er namelijk zelf ook voor passen om voor weinig geld andermans snackzooi op te ruimen, maar dat we zo ON-GE-LO-FE-LIJK veel schranzen op straat. Waarom doen we dat? Het lijkt wel alsof we geen stap kunnen zetten zonder ons vol te proppen met calorieën.
Nu ik eraan denk: ik vond het vroeger verschrikkelijk als ik mijn spinazie a la crème niet mocht laten staan van mijn moeder omdat ‘er kinderen zijn in Afrika die helemaal niks krijgen’, maar moet nu toch toegeven dat we het een beetje té goed lijken te hebben in Nederland. Nog even en het intens walgelijke beeld dat Lena Andersson schets in haar roman Duck City (over een stad waar elke burger moddervet is) wordt waarheid. Lees het boek en je zult met me eens zijn dat dat niet is wat we willen.
Maar: ik las ook dat de schoonmakers hun werkzaamheden weer gaan oppakken. Props voor de schoonmakers! Alleen, is het wel zo’n goed idee? Zou een steeds smeriger stinkende confrontatie op den duur niet tot een meer verantwoorde leefstijl leiden? Of is dat te Disney gedacht?

donderdag 22 april 2010
Snotneus!

Ervan overtuigd dat ik voorlopig niet meer zou snotteren gooide ik laatst vrolijk mijn neusspray in de prullenbak en vrat ik mijn laatste keelsnoepjes op. Gelukkig vond ik nog een half familiepak zakdoekjes onder de kast, zodat ik in ieder geval mijn neus kan snuiten.
Het is kinderachtig om je ziek te melden als je verkouden bent, dus ging ik – met mijn zakdoekjes onder de arm – gewoon naar mijn werk. Maar echt representatief voel je je niet als je als een soort snottermonster achter de balie zit. Geen klant heb ik kunnen helpen zonder hoesten en/of mijn neus op te halen. Ik wil dan ook niet weten hoeveel klanten ik heb aangestoken…
Nog erger dan hoesten, neus ophalen en anderen aansteken vind ik het neussnuiten. Het snotterende – soms zelfs toeterende – geluid dat met neussnuiten gepaard gaat werkt op mijn zenuwen. Aan snotzakdoekjes heb ik al helemaal een hekel – zeker op plaatsen waar schoonmakers staken, zoals in de trein. Het meest verafschuw ik de bron van ergernis: mijn neus. Daar wil ik op dit moment eigenlijk maar één ding aan kwijt: SODEMIETER OP SNOTNEUS!
zondag 18 april 2010
OV-chipkaart goed voor conditie

Maar op een dag, ik stond op het punt om in te checken, was 'ie weg. Foetsie, verdwenen. Overal gezocht, overal gevraagd, maar nee: het was uit met de gratis-reizen-pret.
Voor ik een nieuwe krijg moet ik de oude blokkeren (check), online een formulier voor een nieuwe chipkaart aanvragen (check), wachten tot het formulier er is (dit kan een week duren!), invullen, opsturen en wachten op een nieuwe kaart (duurt 3 weken!!!). Oftewel: dit verlies gaat me bakken met geld kosten, aangezien de reiskosten die ik maak tot ik een nieuwe heb niet worden vergoed. AUWAUWAUW!
donderdag 18 februari 2010
Amsterdamse in Utrecht
Daar gaat ie. Ik strek mijn hand uit om m terug te kunnen trekken, maar het is te laat.
Na 24 jaar Amsterdam is wonen in Utrecht wennen. Om niet te zeggen een CULTUURSHOCK met alles erop en eraan. Denk aan: wakker worden van geloei en je realiseren dat je niet naar de Westerkerk-met-nieuwe-klokkenluider luistert, maar naar de Dom. Of als een toerist vraagt of je bekend bent ‘ja’ zeggen en vervolgens niet weten waar de Europalaan ligt (gelukkig maar begrijp ik later, want dat is de Utrechtse Theemsweg). Of, erger nog, als een Utrechtenaar je iets vraagt ‘I don’t understand you’ antwoorden, omdat ze een afgrijselijk, onverstaanbaar accent hebben – vrienden, trek asjeblieft mijn tong er uit als ik het overneem!
Onbekend zijn in eigen stad is een handicap, die niet alleen frustreert maar ook vervelende gevolgen kan hebben: zo mikte ik gister een belangrijke brief in de gleuf ‘streekpost’. Even vergeten dat dat in Utrecht natuurlijk niet de postcodes 1000-1119 zijn. Ook ben ik, onderweg naar huis, al een paar keer in de trein naar Amsterdam gestapt. Gelukkig voor mij ligt Amsterdam Amstel op hetzelfde traject als Utrecht Centraal en stapte ik op het nippertje toch steeds goed uit.
Het ‘Englishmen in New York gevoel’ zal nog wel even aanhouden. Maar, en dat moet ook worden gezegd, het ontdekken van de lekkerste broodjeszaak van het land (met bediening zonder Utrechts accent, want Italiaans) maakt dat ik in ieder niet lijd met lege maag.
woensdag 27 januari 2010
MUTS!

Club 1. Niets in de mouwen doen. Duidelijk.
Club 2. €1,- per item. Geldt dat dan ook voor sjaals?
Club 3. Sjaals in de mouwen a.u.b. Ook duidelijk, hoewel verwarrend na Club 1.
Club 4. ALLES APART! Oeps, sorry, ik trek ‘m eruit!
Na het ik-weet-niet-hoe-vaak verkeerd te hebben gedaan, check ik tijdens het afwikkelen van m’n sjaal (hoe kouder het wordt, hoe langer mijn sjaal – dus tijd zat) wat er op het bordje bij de garderobe staat.
Ik ben geloof ik de enige die dat doet. Nijdig sjort het garderobepersoneel van Club 1 sjaals uit de mouwen. Ook het meisje naast me, haar muts tot over haar ogen getrokken, heeft het bordje duidelijk niet gelezen.
‘Niets in de mouwen doen,’ gromt de garderobejongen en ik zie hem denken: ‘Zet die muts af MUTS!’
zaterdag 23 januari 2010
Metro open u

Een lange rij geluksvogels voor een apparaat dat lijkt op een postbus, maar dan kanariegeel. Het apparaat sputtert, pruttelt en piept. Eén voor één duwen de geluksvogels hun pasje in de gleuf, drukken op een paar knoppen, wachten en… druipen af.
Mietjes.
Mijn beurt. Pasje in de gleuf, knopjes drukken, kind kan de was doen :)
‘Even geduld a.u.b.’
‘… .’
‘…..’
‘TUUUT TUUUUT. VERWIJDER UW KAART’.
Alsof ik een klap in mijn gezicht krijg. Wat mankeert dit apparaat? Ontevreden over zijn uiterlijk? Ik kan het me voorstellen en fiets naar zijn broertje in een andere supermarkt. Zijn zusje in de AH to go en zijn neefjes en nichtjes op stations. Ligt het aan mij? Ben ik niet aardig? Mijn zelfvertrouwen daalt met de TUUUUT. De apparaten zijn onhandelbaar, ik moet bellen met de ouders.
‘Door drukte is de wachttijd langer dan u van ons gewend bent.’
Waarschijnlijk hebben de geluksvogels voor mij in de rij ook besloten te bellen. Ik wil de ouders opzoeken, maar ze hebben een geheim adres – waarvan wordt gefluisterd dat het alleen per metro bereikbaar is.
Op naar de metro dan maar. Voor de metropoortjes staan forse, rechthoekige boxen. Dankzij de duifgrijze kleur begrijp ik dat ik hier te maken heb met de opa’s en oma’s van de apparaten. Daar valt vast mee te praten, ‘reisrecht’ of niet. ‘Metro, open u.’ Maar nee:
‘Probeer opnieuw.’
‘Probeer opnieuw.’
‘Probeer opnieuw.’
‘Probeer opnieuw.’
dinsdag 22 december 2009
Gaarkeuken
Ik stond tussen mensen, vrijwilligers nota bene, die goed doorvoed door het leven gaan. Eens per jaar worden zij voor hun vrijwilligerswerk bedankt met een gratis entreekaartje en maaltijdcoupon voor de Winterparade in de Amsterdamse Gashouder.
Het bedankje valt in de smaak. Niet zozeer vanwege de paradevoorstellingen, eerder omdat er gratis mag worden gegeten. André Amaro, een klein mannetje met een enorm kooktalent, roert in een pan pasta die de omtrek van een ouderwets rijtuigwiel heeft. Toegegeven, er zijn meer vrijwilligers dan er pasta in de rijtuigwielpan past, maar er is ook brood, salade, soep – en daarbij kan de pasta in een tweede rijtuigwielpan elk moment gaar zijn.
Toch storten de vrijwilligers zich op pastapan 1 alsof ze al weken niet hebben gegeten. Ze graaien de pasta met hun handen uit de pan, sommigen zijn in hun hebberigheid zelfs vergeten een bord te pakken. Verbouwereerd laat ik me opzij dringen en duwen door de hongerig snaaiende knutselbegeleiders in verzorgingstehuizen, mensen die allochtonen leren fietsen in het Vondelpark en scheidsrechters van plaatselijke voetbalclubs.
‘Lieve mensen, rustig aan. Zullen we doen dat ik opschep, want ik weet precies hoe deze pasta het lekkerst smaakt.’ Naast kooktalent blijkt Amaro ook sociaal sterk. De vrijwilligers, gewend om zelf degene te zijn met de touwtjes in handen, formeren met moeite een soort van rij. Het enige dat hun foodfight verraadt is de sliert pasta in de haren van de vrouw voor me.
Bij jullie thuis gaat het er ongetwijfeld beschaafder aan toe dan op de Winterparade. Mijn kerstboodschap daarom: liever lezers, eet smakelijk en pas op voor rondslingerende slierten pasta.
maandag 14 september 2009
Kan Niet Meer Inschatten
‘Zware onweersbuien.’ Ik zag de geknapte leidingen boven het spoor van Amsterdam naar Groningen al voor me. ‘Hagelstenen zo groot als pingpongballen.’ Noorderzon staat bekend om het experimentele aanbod, maar om met een batje op mijn hoofd het terrein te betreden? Hoe dieper ik de media indook, hoe harder het alarm klonk. Toen ik las over windstoten die mij met 115 km/u van het festival af zouden blazen stond mijn besluit vast: ik bleef thuis.
Resoluut pakte ik de telefoon. De zon kriebelde plagerig op mijn wangen. Noorderzon nam op, ik meldde mij af en hing met gloeiende wangen op. De windstoten, de redenen waarom ik thuis bleef, waren ondanks hun verwachte snelheid nog in geen velden of wegen te bekennen.
De volgende ochtend was er geen afgewaaide tak te zien op straat. Hoog tijd om mezelf te kwellen en op internet te zoeken naar unieke, onvergetelijke, ‘dit-had-je-niet-mogen-missen’ Noorderzon ervaringen. Ze bleken net zo min te bestaan als de windstoten. De reden? Niet alleen ik, maar ook de festivalorganisatie bleek beïnvloed te zijn door de media.
De opening was afgelast.
Honderden bezoekers teleurgesteld, honderden kaarten voor niets verkocht en geen enkele voorstelling uitgevoerd. En dat vanwege van een stel onweersbuien, waarvoor Fons van Loy, hoofd Weerkamer van de KNMI, algauw de creatiefste verklaringen vindt: ‘Vergelijk het met een snelkookpan. De druk neemt aan de onderkant toe, tot het ventiel en alle druk eruit schieten. We weten dat dit soort buien kunnen ontstaan, alleen niet exact waar en wanneer.’ De media reageren hier even heftig op als op het weeralarm. ‘Kan Niet Meer Inschatten’, schrijft de NUjij redacteur. Wie kunnen er niet meer inschatten? Zijn dat niet de brengers van het nieuws, de media zelf?