vrijdag 28 oktober 2011

Paskamerblues op de National Glamour Day 2011

Als de mussen van het dak vallen, half Nederland op het strand ligt (en de andere helft in het Vondelpark) ben ik getuige van een paskamerblues. Paskamerblues? Met 30 graden? Ja, je leest het goed, ik verkies winkelen boven zonnebaden. Mij lijkt 1 oktober de uitgelezen dag voor het kopen van, en nu wordt het voor de meesten helemaal hilarisch, een winterjas.

Gek geworden? Zonnesteek? Welnee, nou ja, misschien een beetje, maar de reden dat ik op 1 oktober aan het shoppen ben is de National Glamour Day 2011. De dag waarop je op vertoon van een Glamour 20% korting krijgt in heel veel kledingwinkels. Winterjassen zijn duur, winterjassen met 20% korting iets minder, ik ben werkloos en dus op zoek naar een betaalbare en liefst ook modieuze winterjas.


Winkelen op iets als de National Glamour Day is normaal gesproken een slecht idee, speciale kortingsacties leveren ongelofelijke drukte op, en ik heb een hekel aan rijen bij de paskamer. Maar gezien het fantastische weer hebben de meeste lezeressen hun Glamour meegenomen naar het strand/park – en kan ik mij uitleven in de stad.


Peer in de paskamer

Helemaal alleen ben ik niet, maar dat geeft niet. Leuk juist, want zo hoor je nog eens wat. Een meisje komt haar pashokje uit en posteert zich bozig voor haar vriendin.

Meisje: “Ik ben een peer.”

Vriendin: “Een peer?”
Meisje: “Ja, een peer, smal van boven, dik van onder.”
Vriendin: “Ben je geen zandloper?”
Meisje: “Ben je gek, ik heb geen grote borsten, geen brede heupen en geen slanke taille. Ik ben een peer.”

Een puber die voor zijn gevoel al uren wacht op zijn vriendinnetje kijkt naar het meisje en je ziet het hem denken: “Een peer?”


Persoonlijk denk ik dat het meisje gelijk heeft. De meeste Nederlandse vrouwen hebben een smaller boven- dan onderlichaam en zijn dus ‘peer’. Mocht het meisje, of een willekeurige andere peer, dit lezen : bekende rolmodellen als Jennifer Lopez, Rihanna, Christina Aguilera en Kim Kardashian hebben hetzelfde figuur.


Ik keur ondertussen mijn winterjas, dik genoeg om om het even welk figuur te verhullen, show mijn Glamour aan de kassa en sta net op tijd buiten om te genieten van een paar laatste zonnestralen. Ik hoop dat de National Glamour Day volgend jaar weer plaatsvindt tijdens een hittegolf. En dat de peer er ook weer bij is om mij te entertainen tijdens het passen.

donderdag 29 september 2011

Plechtige proclamatie

Proclamatie, het was alweer lang geleden dat ik dat woord had gehoord. Ik denk dat ik nog op de middelbare school zat. Op de UvA was er in ieder geval geen sprake van, daar kreeg ik m’n masterdiploma gewoon in een lokaal. De Universiteit Antwerpen (de afkorting UA is afgeschaft) pakt het echter een stuk formeler aan en nodigt me uit voor een Plechtige proclamatie, met alle gevolgen van dien.

Een Plechtige proclamatie houdt in dat ik…

… per post (!) een uitnodiging ontvang
… me vooraf moet aanmelden
… het Decanaat kan ‘contacteren’ voor meer informatie
… mijn opleidingscoördinator voorbij zie schrijden in toga…
… begeleid door begrafenismuziek (sorry, dit is echt de enige omschrijving die bij me opkomt)
… toespraken met een hoog bladibla gehalte aanhoor
… naar een muzikaal intermezzo van een meisje op gitaar mag luisteren. Wat ik overigens hilarisch vind, want het inhuren van een artiest voor ‘het muzikale intermezzo tijdens de proclamatie’ is een voorbeeld dat in mijn rechtencolleges voortdurend is herhaald, en waarvan ik altijd heb gedacht dat het een fictief scenario was
… honderden namen van geslaagden aanhoor (gelukkig inclusief mijn eigen)
… uiteindelijk geen diploma ontvang maar een voddig getuigschrift.

Dus daar sta ik dan, op mijn Plechtige proclamatie, zonder diploma. Dat wordt blijkbaar nog gemaakt en kan ik binnen een jaar (geen grap) per post verwachten. Je begrijpt, mijn verwachtingen zijn torenhoog gespannen. Bij wijze van borrelhapje/zoethoudertje krijgen we vervolgens een soort ijsbonbon op een stokje, met stip (of moet ik zeggen: stok) het meest aparte borrelhapje ooit, zeker in combinatie met wijn.

Conclusie: het bijwonen van een Plechtige proclamatie is meer dan de moeite. Ik het zie namelijk het als de officiële afsluiting van een fantastisch jaar in Antwerpen. Ik heb er mijn tweede master behaald, vrienden gemaakt, Belgische woordjes geleerd (bangelijk!) - maar mijn Nederlands accent behouden, een prijswinnend idee voor een column opgedaan en een nominatie voor de Award voor Jonge Journalisten in de wacht gesleept. Kortom, streven naar een Plechtige proclamatie, en de tijd tussen de start van je studie en je slagen lekker volproppen met leuke dingen, kan ik jullie allemaal aanraden!

Nu eens zien hoe carrière maken in Amsterdam me vergaat…

dinsdag 23 augustus 2011

Zomer 2.0

Naast het world wide web verandert ook het weer. Iedereen klaagt over de regen, de kou, het gebrek aan zomer. Maar weet je nog, in juni, nog geen twee maanden geleden, toen was het HEET. Niet normaal HEET. 26, 27 graden, wie niet hoefde te werken lag in het gras. Barbecueverboden staken massaal de kop op. Weet je nog?

We hebben onze zomer dus eigenlijk al lang en breed gehad. Alleen willen we het niet weten. Komkommertijd en vakanties zijn dingen die thuishoren in de maanden juli en augustus. Al jaaaaaaaaaaaaren. Nu stortregent het de laatste jaren zo enorm in die maanden, dat ik ervoor wil pleiten om het idee ‘zomer’ een beetje te vervroegen. Een paar weekjes maar. Vakantie nemen we voortaan in juni, de maand waarin dan ook Lowlands en alle andere vette festivals gaan plaatsvinden.

Hoop ik. Want hoewel ik laatst heel fijn heb gedanst in de modder, hou ik toch meer van feesten in de zon. Niet in de laatste plaats omdat mijn zomerjurkjes erom smeken gedragen te worden. En snel! Wat mij betreft introduceren we per 2012 een nieuw zomerseizoen van, pak ‘m beet, medio april tot half juli. Genaamd ‘zomer 2.0’. Die stortbuien die daarna vallen rekenen we dan tot ‘early autumn’, als we hoog en droog op kantoor zitten en weten: nog even en dan is het alweer zomer.

donderdag 4 augustus 2011

Gratis in de eerste klas

“Wij zijn niet tevreden,” luidt de openingszin van een brief die ik ontvang van de NMBS, de Belgische Spoorwegen. De openingszin klinkt als de jammerklacht van een klein kind. De enige reden dat ik toch verder lees is dat ik nog nooit een brief met zo’n belachelijke eerste zin heb ontvangen. Na een tirade van ruim een half A4’tje over hoe ontevreden de spoorwegen wel niet zijn, volgt de clou: de NMBS doet me een dagkaart cadeau waarmee ik gratis eerste klas mag reizen.

Nu kun je mij, mits je me niet iets onvergeeflijks hebt aangedaan, altijd wel lijmen met nuttige cadeautjes. En dit is daar absoluut een voorbeeld van, want na de huur en de boodschappen zijn treinkaartjes denk ik mijn grootste kostenpost. De vraag is alleen, wanneer ga ik ‘m inwisselen? Ik pak de trein meestal om naar Nederland te reizen, en ik neem aan dat het biljet niet geldig is in de internationale trein. Ik overweeg een dagje Gent, maarja, dan ga ik dáár natuurlijk weer de hele dag geld uitgeven dat ik niet heb. Hetzelfde geldt voor een dagje naar de kust en voor doelloos rondtreinen heb ik geen tijd.


Het bericht van de Oostenrijkse Dienst voor Toerisme dat ze mijn reportageconcept hebben genomineerd voor de Award voor Jonge Journalisten, en in Brussel met me willen bespreken hoe ik dat concept kan uitwerken komt precies op het juiste moment. Als de treindeuren opengaan, bedenk ik net op tijd dat ik op zoek moet naar de eerste klas. Vreemd eigenlijk dat juist die coupés helemaal achteraan bungelen, maar misschien zitten chique mensen wel het liefst zo ver mogelijk bij het gepeupel vandaan.

De stoelen zijn iets groter, iets zachter, maar overtuigen verder niet om voortaan eerste klas te reizen. De rust daarentegen… De zakenman achter me rammelt wat op een toetsenbord, de rijkeluisjongen tegenover me brabbelt iets over zeilboten in zijn smartphone en dat is het. GEEN huilbaby’s, GEEN schreeuwpubers/gameconsoles. Heerlijk! Het enige dat ik van nu af aan (tot de volgende fikse vertraging) op de NMBS heb aan te merken is: huur een tekstschrijver in om betere brieven te sturen, ik neem de taak graag op me.

dinsdag 12 juli 2011

Afdingen in Antwerpen

Dapper schud ik mijn hoofd als een marktkoopman in Istanbul zijn veel te hoge prijs noemt voor een armbandje. Hij weegt het opnieuw en noemt een iets lagere prijs. Ik kijk aarzelend, maak slecht geacteerde aanstalten om weg te lopen en de koopman rondt het bedrag nog iets af naar beneden. Ik ga overstag, maar weet al dat ik evengoed teveel betaal. Jaren later krijg ik een nieuwe kans om af te dingen, en boek ik zowaar succes.

Ik wil bestellen in mijn favoriete take away pizza/falafel/snackhuisje, maar weet alleen niet wat. Iets van pizza of salade of misschien wel allebei. Ik vraag om de kaart, maar die wordt momenteel herdrukt, en nee, de oude exemplaren zijn al weggegooid dus ik moet maar gewoon zeggen wat ik wil.

“Een pizza,” begin ik, “met groentjes.”
De Arabische verkoper suggereert een pizza Vegetariana, maar die gaat boven mijn studentenbudget. We sluiten een compromis: ik krijg een pizza met champignons, paprika en ui, een soort halve Vegetariana. Ook wil ik een salade… “… met feta?” suggereert de Arabier, en ik knik.

Hij rolt een deegbol uit, smeert er tomatenprut op en vraagt of ik olijven lust. Op mijn bevestigende antwoord strooit hij olijven uit over de pizza, die daardoor al bijna op een echte Vegetariana lijkt. Ondertussen vult een collega een bak met komkommer, paprika, maïs, olijf en feta. Ook de salade heeft niet te leiden onder de afwezigheid van een menukaart. Als de Arabier vervolgens zijn prijs noemt, haal ik mijn studentenkaart tevoorschijn. Ik herinner me namelijk van de vorige kaart dat studenten tien procent korting krijgen. Verbaasd kijkt de Arabier naar de extra olijfjes op de pizza.

“Is niet meer,” zegt hij, wijzend op mijn studentenkaart.
“Niet?” reageer ik teleurgesteld.
“Ok, laatste keer, voor speciale klant,” belooft de handelsgrage Arabier met een zucht.

Buiten kan ik, Hollands als ik ben, een grijns niet onderdrukken: een EXTRA belegde pizza en een ROYAAL gevulde saladebak, gekocht met tien procent KORTING. De eerstvolgende keer dat ik een bazaar bezoek, vertrek ik er niet zonder kruiden, sjaaltjes en thee tegen de inkoopprijs te kopen.

maandag 4 juli 2011

Google Panda

Voor wie het nog niet wist: Google, ons aller steun en toeverlaat, heeft een nieuw algoritme uitgerold. Eerst alleen in de VS maar binnenkort ook in Europa: het Panda-algoritme. Ik lees erover op Publishr, die bij het bericht meteen een mooie pandafoto plaatsen. Zou ik ook doen. Want hoewel ik niet weet hoe een algoritme eruitziet, weet ik wel dat het onmogelijk meer vertederend kan zijn dan een panda. Ik weet eigenlijk zelfs niet precies wat een algoritme is, maar omdat Google het begrip heeft gekoppeld aan mijn lievelingsbeest ga ik meteen op zoek naar de definitie.

Wikipedia vertelt me dat “een algoritme een eindige reeks instructies is - meestal voor berekening of dataverwerking - om vanuit een gegeven begintoestand het daarbij behorende doel te bereiken”. Aaaaaaaaha… Gelukkig wordt er een simpel voorbeeld bij gegeven: een recept voor aardappelsalade is een algoritme dat uit instructies bestaat als ‘schil de aardappel’ en ‘kook de aardappel’.

Maar wat is de een Panda-algoritme? Met het Panda-algoritme wordt in de index de relevantie van websites bepaald. Daarbij let het Panda-algoritme vooral op kwaliteit. Iets dat het Panda-algoritme zich afvraagt is: Is dit artikel geschreven door een expert? Slimme vraag, slimmer dan ik van een panda had verwacht. Zou Google meer vertrouwen in het intellect van de panda hebben gehad dan ik of heeft die afweging geen rol gespeeld bij het kiezen van een naam?

Wie het weet mag het zeggen. Ik denk dat de verzinner van de naam zich ervan bewust is dat grote bedrijven die zich niet duurzaam profileren binnenkort kunnen vertrekken. Nike produceert toch ook niet zomaar sneakers For a Better World? En dus doet Google nu iets met de panda. Een beetje genept van het Wereld Natuurfonds als je het mij vraagt, maar vooruit. Mits Google een riant percentage van de winst investeert in bamboe...

zondag 26 juni 2011

Enchanted

Enchanted begint als een standaard Disneysprookje over een meisje met lange, blonde haren en een wespentaille. Het meisje luistert naar de betoverende naam Giselle, kan zingen als de zeemeermin en is beste maatjes met eekhoorntjes, witte duiven en allerlei andere vertederende beestjes. Ook verlangt ze naar een droomprins, die toevallig net voorbijrijdt als ze in de problemen zit. Maar een voorspelbaar ‘en ze leefden nog lang en gelukkig einde’ heeft dit sprookje niet.

Een boze stiefmoeder duwt Giselle in een put. Een duw die behalve de plot ook mijn rotsvaste vertrouwen in Disneysprookjes verandert. Giselle komt terecht in New York City, waar ze schrikt van de haast van New Yorkers. New Yorkers weten zich op hun beurt geen raad met de naïviteit en suikerzoete sprookjesliedjes van Giselle.

Droomprins Edward springt zijn bruid met getrokken zwaard achterna, scheidingsadvocaat Robert brengt Giselle ondertussen het belang bij van daten. Daten is volgens hem, en met hem vele andere niet-sprookjesfiguren, de perfecte manier om iemand te leren kennen, en te beoordelen of het klikt. Giselle lijkt niet te weten wat ze met die informatie aanmoet maar vraagt Edward, zodra die Giselle heeft gevonden, om een date.

Ik kan het einde inmiddels wel verklappen: de date valt tegen en Giselle trouwt niet met Edward, maar met Robert. Om Edward niet al te lullig af te schilderen wordt de ex van Robert opgevoerd als perfecte vervanging van Giselle. Eind goed, al goed, alleen zit ik nu met de vraag: passen Belle en het Beest, Ariël/Assepoester/Doornroosje/Sneeuwwitje en hun prinsen wel bij elkaar? Of brengt een wandeling door Central Park ook hun op andere ideeën? En zo ja, wordt het dan niet eens tijd voor een datingsite voor sprookjesfiguren?

dinsdag 14 juni 2011

Ik ben toch niet gek

Ik ben toch niet gek. Je kent ‘m vast, deze slogan van de Media Markt. Je brengt ‘m in praktijk door er iets te kopen dat elders meer kost, want je wil natuurlijk niet gek zijn. Ook ik bezoek de Media Markt wel eens, bijvoorbeeld voor een nieuwe muis.

Binnen krijg een ik lootje. Onder de roltrap staat een podium waar klanten één voor één hun lootje kunnen inruilen voor een pasje. Dat pasje wordt gescand door een presentator die vervolgens door de microfoon blèrt wat je hebt gewonnen. Als ik aankom staat er een flinke rij voor de grabbelton en de geforceerd enthousiaste toon van de presentator verraadt dat hij al heel wat uurtjes oneliners als “Proficiat, das een mooie prijs!” uitkraamt. Niettemin sluit ik aan, benieuwd wat ik ga winnen.

€5,- korting op Universal Music. Geen recordbedrag, maar muziek is altijd welkom en een gegeven paard… Voor ik me naar de cd’s begeef, wil ik een muis uitzoeken. Ik ben er net achter dat de muizen van Hama het goedkoopst zijn als ik de presentator hoor roepen “€5,- korting op Hama elektronica, een héle mooie prijs!”. Bij de roltrap wacht ik de winnaar op. Ik feliciteer hem met zijn prijs en vraag of hij al een Hama product in gedachten heeft. Heeft ie niet, sterker nog, hij weet niet wat Hama is.

Precies het antwoord waar ik op hoop, dus ik wijs de winnaar op de vele cd’s waar ik met een Universal Musiccard uit mag kiezen. En passent laat ik vallen dat ik een muis wil kopen, misschien wel van Hama. “Das wel heel toevallig,” zegt de winnaar, oprecht verbaasd. We ruilen onze pasjes en ik denk bij mezelf “Toevallig? Kom nou zeg, ik ben toch niet gek?”

dinsdag 7 juni 2011

Elektrische kookplaat


Op vakantie maak ik kennis met een elektrische kookplaat. Samen met een vriendin probeer ik er lasagne mee op te warmen, dat mislukt en we verkassen naar een pizzeria. Ik schrik dan ook als ik bij mijn kotbezichting een elektrische kookplaat zie staan. Wat moet er van mijn warme maaltijden terechtkomen? Ben ik veroordeeld tot de frituur en word ik in één studiejaar tien kilo zwaarder?

Het valt mee, mijn eerste gerecht (een gebakken ei) is zowaar eetbaar. Trots zeg ik tegen iedereen dat ik op elektrisch gas heb gekookt. Pas als een of andere wijsneus me vraagt wat ik daar precies mee bedoel, realiseer ik me dat wat ik zeg niet klopt. Elektrisch gas bestaat natuurlijk net zo min als vloeibaar ijs. Maar blijkbaar associeer ik koken nog steeds met gas.

Ik vergeet bovendien dat het feit dat je geen vlammen ziet niet betekent dat de kookplaat niet heet is. Daarom heb ik laatst een gat in het snoer van mijn waterkoker gebrand. Ik had het snoer heel elegant langs de rand van kookplaat gedrapeerd, maar die wordt natuurlijk ook loeiheet. Gelukkig begon de boel net op tijd te stinken…


Ik zou mezelf niet zijn als ik zo’n soort vergissing niet nog eens maak. Dus als de telefoon gaat terwijl ik een vergiet in m’n handen heb, zet ik het vergiet vrolijk op de hete kookplaat. Als ik na een kwartiertje ben uitgepraat en terugloop naar de keuken, tref ik een vloeibaar vergiet aan. Wat de combinatie van een plastic vergiet en een elektrische kookplaat al niet teweegbrengt…

Driemaal is scheepsrecht, schijnt. Dus wat staat me nog te wachten? Wordt een blik maïs per ongeluk popcorn? Of beter nog: verandert mijn chocopasta in warme, gesmolten chocolade? Ik schuif de blikken en potten maar vast wat dichterbij de kookplaat. Wat originele, ‘culinaire’ hoogstandjes betreft mag je het lot best een handje helpen.

woensdag 25 mei 2011

Rihanna en bananen


Heb je al eens goed naar de tekst van Rihanna’s nieuwste hit geluisterd? “Now the pain is my pleasure cause nothing could measure” en “sticks and stones may break my bones”?! Het nummer heet S&M, maar omdat ik Rihanna zag als een onschuldig popzangeresje, had ik in eerste instantie de link met SM niet gelegd. Is waarschijnlijk ook precies de bedoeling, dus mijn complimenten voor deze geraffineerde aanpak. Ik vraag me alleen af wat zo’n nummer teweegbrengt onder ‘de jeugd van tegenwoordig’.

Rihanna lijkt me de Britney Spears van de 21ste eeuw, en dus iemand die aanbeden wordt door tieners. Jongens willen een vriendin als Rihanna, meisjes willen zijn als Rihanna. En dat betekent verpakt zitten in plasticfolie, worden opgehesen aan roze touwen en zo suggestief mogelijk bananen eten.

Na na na na

Come on, come on, come on
I like it-like it
Come on, come on, come on

De tekst dreunt als een mantra door m’n hoofd, maar bananen associeer ik nog steeds liever met de laatste mode.

dinsdag 17 mei 2011

MAS on the Map of Belgium


Een Groot Volksfeest. Dat is wat de Belgen organiseren als ze, op 17 februari jl., 249 dagen zonder regering zitten. Ze beweren daarmee een Guiness World Record te hebben gevestigd, hoewel de Guiness World Record website iets anders laat zien…

Los van deze verwarring (misschien slechts een technisch mankement?) valt me op dat de regeringsloosheid sommige Belgen aanmoedigt om zich extra te laten gelden. Zo moet het artistieke project Map of Belgium “België terug op de kaart zetten”. Klik op informatie over het project en de eerste zinnen die je ziet zijn: “So you think Belgium is dull, grey, boring and ridiculously incapable of getting its act together (yeah, we’re the world record holder for a country without government)? Actually, there’s great stuff happening in Belgium.” Dat neigt toch op z’n minst naar een minderwaardigheidscomplex?

Hoe dan ook, om te laten zien dat er dus “great stuff” gebeurt in België is bovenstaand filmpje ontwikkeld. Kleurrijke, door artiesten belangeloos ontworpen, onderbroekjes passeren de revue in een drie minuten durend filmpje. Het project is niet origineel, maar een ietwat brave variant op de clip van Amanda Palmer (zangeres met okselhaar) waarin meiden hun ‘map of Tasmania’ showen. Ook de muziek is hetzelfde. Toegegeven, ik ben dol op lingerie en heb het filmpje met plezier bekeken. Een voorbeeld van de grootse dingen die gebeuren in België vind ik het echter niet.

Ik ben meer onder de indruk van de manier waarop België het Museum aan de Stroom (MAS) op de kaart heeft gezet. Het wordt, nog voor de opening, vergeleken met het New Yorkse Guggenheim Museum en het Parijze Louvre. Dat getuigt in ieder geval van een PR-manager met verstand van zaken. Het museum toont stukken uit zo’n beetje alle Antwerpse musea, en dat vind ik nog steeds een groot nadeel. Ik vrees dat toeristen vanaf nu slechts het MAS induiken en de kleine, ouderwetse museumgebouwen overslaan. Gebouwen zijn medebepalend voor de sfeer van een collectie en het is nog maar de vraag of het hypermoderne MAS de stukken tot hun recht doet komen.

Ietwat sceptisch heb ik het museum afgelopen zaterdag dan ook bezocht, maar eerlijk is eerlijk: het MAS mag er zijn. Fenomenaal uitzicht, indrukwekkende collectie, ingenieuze architectuur en een audiovisueel vuurwerkspektakel dat zich kan meten met het betere Nieuwjaarsvuurwerk. Ik ga ervanuit dat er minstens zo hard wordt geknald zodra België weer in het bezit is van een regering. En ik hoop, met het oog op mijn naderende vertrek naar Nederland, dat het niet al te lang meer duurt.

woensdag 11 mei 2011

Cruesli of Muesli

Naast me in de trein propt een kordate tante een boterham naar binnen. Ze doet het niet bijster elegant, wat begrijpelijk is als je haast en honger hebt, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. Het duurt namelijk nog wel even voor we bij het volgende station zijn en aan haar gezicht te zijn staat het eten haar eerder tegen. Mijn overbuurman, vriendelijk rond gezicht, brilletje, buikje, grijpt in.

Overbuurman: “Ik krijg ’s ochtends geen hap door mijn keel.”
Kordate tante: “Ik ook niet, maar vandaag had ik geen tijd voor kruslie (cruesli?). En ik moet minstens drie boterhammen eten, anders ga ik vanmiddag snacken. Geldt trouwens voor iedereen.”
Overbuurman voelt zich betrapt, maar probeert dat te maskeren met een vriendelijke glimlach.
Kordate tante: “Bij de lunch eet ik er weer drie. En dan ’s avonds groenten, heel veel groenten. Daar zitten weinig calorieën in. Jij houdt zeker niet van groenten?”
Overbuurman knikt beschaamd.
Overbuurman: “Maar als ze tussen het vlees en de aardappels liggen, eet ik ze wel hoor.”

Even is de kordate tante verdiept in de ochtendkrant, maar dan bedenkt ze nog wat.

Kordate tante: “Als je ’s ochtends dus geen brood wil, kun je ook kruslie eten. Goed opletten dat je geen muslie (muesli?) pakt, daar zit veelsteveel suiker in.”

Hier had ik eigenlijk moeten corrigeren, cruesli is calorierijker. Maar de kordate tante lijkt het zo leuk te vinden om dieetadviezen te geven, en heeft in de overbuurman zo’n gewillig slachtoffer gevonden, dat ik ze maar met rust laat. Ik vraag me af of de overbuurman zijn vrouw vanavond verrast met een pak ‘kruslie’. En mocht zijn vrouw vervolgens kilo’s zwaarder worden, dan houdt hij vast nog steeds van haar. Want voor een man die op de vroege ochtend een verhandeling van de kordate tante kan trotseren, vormt het uitzicht op een paar kilootjes extra vast ook geen probleem.

dinsdag 3 mei 2011

Plastictasje


Eén van de eerste reclamefilmpjes die ik bewust meemaakte, komt uit de reeks ‘Een beter milieu begint bij jezelf’. Voor wie toen nog te jong was/niet uit Nederland komt: dit zijn reclamefilmpjes van de overheid om kijkers milieuvriendelijker te maken. Ik heb er geen idee van hoe effectief dit soort filmpjes zijn. Jij? Zelf ben ik volgens mij vooral lief voor de natuur omdat m’n ouders me zo hebben getraind, maargoed, er zijn vast ook mensen opgevoed door de televisie.

In de V&D werkt een vrouw die, gezien haar middelbare leeftijd, de ‘Een beter milieu begint bij jezelf’ filmpjes waarschijnlijk veel bewuster heeft meegemaakt dan ik. Bij haar hebben de filmpjes alleen hun doel niet bereikt. Eerder het tegenovergestelde...

Ik reken een nieuwe schoudertas af. De vrouw stopt ‘m zonder vragen in een plastictasje. Dat alleen ergert me al. Vragen of een klant een tasje wil, bespaart per dag waarschijnlijk een heleboel plastic, terwijl het aantal mensen dat protesteert als een verkoopster iets meteen in een tasje duwt uiterst zeldzaam is.

Ik behoor dat die zelfverkozen zeldzaamheid en zeg dus dat ik het tasje niet nodig heb. Een opmerking die me duurder komt te staan dan je voor mogelijk houdt: de vrouw kwakt het tasje in de vuilnisbak. Zo van, als jij het tasje niet wil, dan zal niemand het krijgen. Of onder het motto: elke klant heeft recht op een vers tasje, eenmaal opengevouwen mag het niet worden herbruikt.

Waarom ze het tasje niet bewaart voor de volgende klant maar weggooit, ik weet het niet. Ik weet wel dat ik het een ONGELOFELIJK stomme actie vind. Daarom heb ik, speciaal voor deze verkoopster van de V&D (verder niks tegen de V&D, ik heb er jaren met plezier gewerkt), een toepasselijk ‘Een beter milieu begint bij jezelf’ filmpje opgescharreld:

Verkoopster: “Wilt u een tasje meneer?”
Klant: “Een tasje? Nee! NEE!! NEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE!!!”

Moet ik de volgende keer ook maar zo zeggen.

donderdag 28 april 2011

Feestfietsen

Mijn geklaag over fietspech heeft geholpen: ik mag een fiets lenen van een vriend van me. Ik heb ‘m gewaarschuwd dat fietsen en ik niet altijd goed samengaan, maar dat risico wilde hij graag nemen. FANTASTISCH, veel dank daarvoor!

Na een testrondje besluit ik het maar meteen groots aan te pakken. Ik fiets de lift in aan de Rechteroever. Die voert naar beneden zodat je onder de Schelde door naar de Linkeroever kunt fietsen. Een ongelofelijk spannende tocht voor een angsthaas als ik, maar ik kan het iedereen aanraden.

Het smaakt zelfs naar meer. Veel meer! En dus hap ik toe als vrienden me uitnodigen om een ritje te maken op een Bierfiets. Voor wie het concept niet kent: een bierfiets is een fiets formaat huifkar, je kunt er met z’n twintigen op fietsen en ondertussen drink je bier. We verzamelen op het Steen en daar aangekomen blijkt het ding Feestfiets te heten en geen bier te bevatten, maar dat mag de pret niet drukken.

Sterker nog, feestfietsen is het nieuwe bierfietsen! We hobbelen over de kasseien, worden toegezwaaid vanaf terrassen en gefotografeerd door toeristen. We draaien Verdi en Vivaldi en wensen elke voorbijganger een Zalige Pasen.

Wat er gebeurt als ik La donna è mobile schreeuwend voorbijraas op mijn leenfiets weet ik niet. Misschien moet ik dat met Pinksteren eens proberen.

donderdag 14 april 2011

Fietspech

Als kleuter logeerde ik graag in het huis van mijn neefjes en nichtje in Den Haag. Ze hadden een tuin met vlinders, een konijn en een crossfiets, mij alle drie even dierbaar. Op de crossfiets heb ik voor het eerst echt gefietst, alleen en zonder zijwieltjes. Ik zoefde, weliswaar over de stoep, tussen de fruitbomen door, nagezwaaid door enigszins bezorgde maar bovenal trotse ouders. Wat voelde het fijn en wat baal ik ervan dat ik de laatste tijd zoveel pech heb met fietsen.

Ik zal jullie niet vervelen met een opsomming van al mijn lekke banden, maar:

Toen ik vorig jaar van Amsterdam naar Utrecht verhuisde, en mijn geliefde omafiets stalde bij Amsterdam Centraal, was ‘ie binnen een maand weg, gestolen. Eenmaal in het bezit van een nieuwe fiets, een vaag maar goedkoop type racefiets waar ik me eigenlijk nooit helemaal op thuis heb gevoeld, ging al snel het slot kapot, het duurde weken voor ik een manier had gevonden om ‘m open te (laten) wrikken. Vanaf dat moment fietste ik ermee van en naar m’n werk, tot ik in Antwerpen ging studeren. Als ik in Nederland was, was dat meestal met koffer. En geloof me, een koffer en een racefiets gaan niet samen, dus werd de fiets een geliefd object voor fietsvandalen. Telkens als ik ‘m van het slot haalde was er wel weer wat kapot, van verbogen stuur tot kapotte versnellingskabel.
De kapotte kabel heeft mijn fiets de das omgedaan. De ketting ligt eraf, ik kan niet meer remmen en de reparatie is door een vriendelijk fietsenmakertje begroot op 90 euro. Als student kan ik in Antwerpen voor 35 euro een halfjaar lang een kanariegele studentenfiets huren. Dat leek me dan wel wat, maar vanwege het mooie weer zijn al deze fietsen tot het najaar verhuurd.

Dus ik loop en ik loop en ik loop. Ik loop mezelf een recordaantal blaren. Het wordt hoog tijd om op zoek te gaan naar een nieuwe fiets, liefst één die mij het gevoel van vrijheid dat ik heb ervaren op de crossfiets teruggeeft en eeuwig meegaat.

donderdag 31 maart 2011

'Butterfly effect'

In The Curious Case of Benjamin Button wordt een ballerina voor een balletstudio aangereden door taxi. Niet alleen omdat ze niet goed uitkeek toen ze overstak, ook omdat de taxichauffeur ergens stopte voor een kop koffie en terug in de taxi toevallig langs de balletstudio reed. Was de chauffeur niet gestopt voor koffie, en had hij een andere route gereden, dan had de ballerina haar been niet gebroken.

David Fincher, producent van The Curious Case of Benjamin Button, last een extra ‘What if’ scène in om deze overpeinzing met de kijker te delen. De scène, voor het filmverhaal overigens compleet overbodig, doet me denken aan het ‘butterfly effect’, de idee dat een met zijn vleugeltjes klapperende vlinder wrijving veroorzaakt die kilometers verder leidt tot een orkaan. Ook doet de scène me denken aan een ‘toevallige’ ontmoeting in het Toneelhuis.


Ik wil naar de toneelvoorstelling Bij het kanaal naar links, ‘de nieuwe Alex van Warmerdam’. Ik twijfel of ik de voorstelling in Antwerpen of Amsterdam ga zien. Ik besluit de eerste de beste kans te grijpen en vraag vriendinnen mee naar het Antwerpse Toneelhuis. Zaterdag komt iedereen het beste uit en ik bel het Toneelhuis op om kaartjes te reserveren. De zaal zit al vol, ik kan kiezen tussen het eerste zijbalkon of het tweede middenbalkon. Ik twijfel, maar kies uiteindelijk voor het laatste.

Als ik naar Amsterdam was gegaan, of mijn vriendinnen alleen op vrijdag hadden gekund, of ik voor het eerste zijbalkon had gekozen, dan was ik een bijzondere ontmoeting misgelopen. Naast me in het Toneelhuis zit namelijk een oud-collega uit Amsterdam. Hij gaat wel vaker naar Antwerpen maar reist meestal dezelfde dag terug. Bij wijze van uitzondering had hij besloten om een hotel te boeken, wat hem de tijd gaf om naar Bij het kanaal naar links te gaan, een voorstelling die ook hij in Amsterdam had kunnen bezoeken. Is dit toeval of veroorzaken vlinders behalve orkanen ook gebroken benen en bijzondere ontmoetingen?

vrijdag 25 maart 2011

Baliemedewerkers

Het is lente, de zon schijnt, en ik loop blij naar de bibliotheek. Nog even en dan staat zo’n zin alleen nog maar in sprookjesboeken, wat misschien maar goed ook is, want mijn ervaringen met de bieb zijn de laatste tijd niet zo best. Dit ligt vooral aan de matig geslaagde pogingen van de baliemedewerkers om mee te gaan met het digitale tijdperk:

Als het internet op mijn kot kapot is loop ik met mijn laptop naar de bieb. Daar staan grote tafels, minstens twee keer zo groot als mijn bureau, met voor elke student een stopcontact, internetkabel en bureaulamp. Wat een luxe, het maakt me ineens niet meer uit dat mijn internet het thuis niet doet! Hoe ik het draadloze netwerk op mijn laptop moet instellen is onduidelijk, dus ik loop naar de balie. Ondertussen hou ik mijn laptop scherp is de gaten, want de ‘Pas op voor dieven’ bordjes zijn me niet ontgaan. Een baliemedewerker, waarop de term ‘suffe doos’ eigenlijk meer van toepassing is, beweert met een stalen smoel dat de handleiding voor het instellen van een draadloos netwerk op de website van de bibliotheek staat. Als ik opmerk dat ik dan toch echt eerst internet moet hebben, kijkt ze me slechts afkeurend aan. Alle vaste computers zijn bezet, maar zodra ik een student naar het toilet zie gaan, grijp ik mijn kans. Ik ga achter zijn pc zitten en zoek naar de handleiding, die ik zowaar meteen vind. Nog voor de student terug is van het toilet zit ik achter mijn eigen laptop, online.

Ik kom online een interessant artikel tegen en wil het printen. Ook daarvoor moet ik naar de bieb. Ik koop een printkaart, stuur mijn printopdracht naar de printer, betaal en vervolgens gebeurt er he-le-maal niks. Zuchtend en steunend komt een baliemedewerker kijken wat het probleem is. We sturen de printopdracht nog zeker drie keer naar de printer, zonder resultaat. De baliemedewerker kijkt me aan of ik de duivel in eigen persoon ben en beweert “zoiets nog nooit te hebben meegemaakt”. Ik slik de opmerking “maakt u überhaupt wel eens iets mee” in, bedank en besluit het artikel maar vanaf mijn laptop te lezen.

Ik herinner me een boek, zo een ‘dit wil ik nou altijd nog eens lezen’ boek, en het ligt zowaar in de bieb. In een ander filiaal weliswaar, maar het is lente, de zon schijnt, en ik loop blij naar de bibliotheek. Om binnen te komen heb ik een badge nodig die ik niet heb, maar gelukkig opent een baliemedewerker zonder gezeur de deur. Hoewel ik het boek meteen heb gevonden en er geen rij staat bij de balie, duurt het toch een half uur voor ik wegkan. Ik heb dit filiaal nog niet eerder bezocht en moet daarom al mijn gegevens achterlaten voor ik het boek mag meenemen. De filialen delen een catalogus, dus waarom mijn pas in een ander filiaal niet gewoon kan worden gescand is me een raadsel, maar ik zwijg want ik word geholpen door een aardige baliemedewerker.

Terug in mijn ‘eigen’ bieb wil ik een boek lenen uit het magazijn, dus op naar de balie. Ik noem de titel en de nauwelijks Nederlands sprekende baliemedewerker vertelt me dat ze het boek niet hebben. “Onzin,” zeg ik, “ik heb het net gezien.” Met veel gezucht en gesteun kijkt ze nog eens in de computer en vind ze het boek. “Ooooh, dat ligt in het magazijn en dat moet je online aanvragen.” Eigenlijk zegt ze het niet zo, ze zegt het veel onsamenhangender, maar dan slaat mijn spellingscontrole op hol. Ik leg uit dat ik geen link heb gezien om het boek op te kunnen vragen, maar dat snapt ze niet. Ze roept er iemand bij, de baliemedewerker met wie ik de printcrisis heb doorgemaakt om precies te zijn. Ik maak me z.s.m. uit de voeten, ik lees eerst wel het andere boek.

vrijdag 11 maart 2011

Made in Dagenham

Voorpremières, ik ben er dol op. De uitgelezen (of uitgekeken?) kans om een film net iets eerder te zien dan anderen. En dan niet stiekem gedownload op je laptop maar vanuit een chique bioscoopstoel met cola en popcorn, gratis en voor niets. Dus ga ik meteen in op de uitnodiging van KPMG, een groot bedrijf met een vrij onduidelijk doel, voor de voorpremière van Made in Dagenham.

Made in Dagenham gaat over de 187 vrouwen die eind jaren zestig in de Ford fabriek van Dagenham werken. In een veel te benauwde fabriekshal met een lekkend plafond naaien ze dag in dag uit stoelbekleding. Tot één van de vrouwen, Rita O’Grady, ontdekt dat de mannen meer betaald krijgen. Vanaf dat moment gaan de vrouwen in staking, totdat ze evenveel verdienen als de mannen.

In hun stakingsdrift vergeten de vrouwen het huishouden, wat leidt tot mannen in ongewassen overhemden, kinderen met klitten in het haar en aangebrand eten. En als Ford door de voorraad beklede stoelen heen is, zijn de mannen die verantwoordelijk waren voor de transport ineens werkloos. Al snel is er ook geen werk meer voor de mannen van andere afdelingen en sluit de fabriek. De overheid bemoeit zich ermee, Ford is economisch immers van onschatbare waarde, en de vrouwen krijgen hun zin. Hoera!

De staking in 1968, en de invoering van de Equal Pay Act in 1970 zijn waargebeurd. Maar wordt er werkelijk gelijk beloond? Ik meen dat sommige vrouwen nog steeds minder verdienen en Google uit hoe het zit:

De trefwoorden ‘mannen’, ‘vrouwen’ en ‘loon’ bevestigen mijn vermoeden. “Er is een gemiddeld verschil van 15% tussen het loon van vrouwen en het loon van mannen,” zie ik op de site van de Vlaamse Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Op de site van de Europese Commissie lees ik: “Gemiddeld verdient een vrouw maar 82 cent voor iedere euro die een man verdient”. Google toont me nog 159.998 andere sites met vergelijkbare uitspraken, sites waaruit het tegendeel blijkt ben ik niet tegengekomen.

Ik, vrouw en binnenkort op zoek naar een baan, word niet blij van dit soort berichten. Ik wil staken, net als de vrouwen uit de Ford fabriek. Maar om te staken, moet ik eerst een baan hebben. En afstuderen. Dat doet me denken aan een mailtje van de universiteit, of ik het collegegeld voor het tweede semester wil overmaken. Ik wil dat best doen maar vraag me ineens af: waarom betalen we eigenlijk evenveel collegegeld als de mannen? Moeten we daar niet eens tegen staken?

maandag 28 februari 2011

De Cliént

In The Craft spreken vier heksen een spreuk uit over een klasgenootje. Het klasgenootje wordt kaal. Kaal worden is één van mijn nachtmerries en ik ben niet de enige die daar last van heeft. Ertegenover staan dromen over het perfecte kapsel: massa’s krullen in mijn geval. Ik heb daarom ooit permanent laten zetten en dat was leuk, voor even. De laatste jaren vraag ik de kapper alleen om ‘een stukje eraf’ en ‘iets met laagjes’ en kom ik niet voor verrassingen te staan. En om nog zekerder van mijn zaak te zijn zeg ik dit ook altijd tegen dezelfde kapper.

Begin van het semester heb ik speciaal de trein gepakt van Antwerpen naar Amsterdam voor ‘mijn’ kapper. Dat vind ik bij nader inzien toch wat overdreven, tijd voor een nieuwe kapper en misschien, wie weet, een nieuwe look. Bij de Flair zit een knalroze boekje met een kortingsbon voor een reeks Antwerpse kappers. De één adverteert met een gratis haarmaskertje, de ander met haaradvies, het gebruik van natuurlijke haarproducten en/of chocoladekoekjes. Moeilijk, moeilijk. Ik kies uiteindelijk voor de eerste kapper in het lijstje, die niks biedt maar zich vooraan laat staan op het knippen van B.V.’s. Ik ken geen Bekende Vlamingen en dat moet nodig veranderen!

Het is zaterdagmiddag, primetime bij De Cliént. Een kordate receptioniste/doorbitch dwingt me uit mijn jas, plant me op een stoel en vertelt dan pas dat de wachttijd circa 1,5 uur is. Links van me piept een jongetje dat hij al 4 uur aan het wachten is en rechts van me zit een hoogzwangere vrouw. Ik vraag me af wat eerder komt: het nieuwe kapsel of de baby?

De kappers dragen strakke zwarte jeans en shirts waarop hun ‘om en om geverfde lokken’, boblijnen en expres scheefgeknipte pony’s perfect uitkomen. Gaat mijn linkeroog straks ook schuil achter zo’n lok? Een dreunende housebeat begeleidt de kappers bij het knippen. Bij een remix van de nieuwste Rihanna vliegen de plukken haar in het rond.

‘Volgende naar de shampoo,’ eist de receptioniste/doorbitch. Ik ken mezelf, als ik NU niet ga dan vlucht ik de zaak uit om mijn bon in te wisselen bij de natuurlijke haarproductenkapper. Met druipende haren wordt ik zowaar naar een stoel aan de raamzijde geleid. Nice! Naast me zit een vrouw met een chihuahua op schoot. Dat moet een B.V.’er zijn! Als haar kapper de föhn aanzet wappert de vacht van het hondje mee. Ik grinnik, de vrouw kijkt koel voor zich uit. Ze is het vast gewend dat het haar van haar chihuahua met de föhn meewappert. Ondertussen zie ik mijn blonde lokken steeds korter worden. Net als ik wil gillen dat het genoeg is drukt een andere kapper me een glas Cava in de hand. Ik geef mijn verzet op. Maar goed ook, want tot nu toe scoor ik niets dan complimentjes met mijn korte coupe.

maandag 21 februari 2011

'De blok'

Pen en papier, meer heb ik niet nodig om een college bij te wonen. Er zijn studenten die met minder toe (denken te) kunnen. Die vragen, bij voorkeur als de les net begint, iets te hard om een pen en/of blaadje. Bloedirritant. In Antwerpen ben ik erachter gekomen dat het andere uiterste al even vervelend is: om onduidelijke redenen vullen (de meeste van) mijn medestudenten de collegebanken met etuis, formaat toilettas, barstensvol gekleurde pennen, potloden, markers, gum, Tipp-Ex en zelfs een geodriehoek.

Mijn god, dacht ik de eerste les, ben ik in de verkeerde les beland? Maar nee, de gekleurde pennen blijken bedoeld om Belangrijke Zaken te markeren en de geodriehoek om die BZ’s te onderstrepen. Misschien onder het motto: hoe meer hoe beter? Als de les voorbij is trekken ze
een gigantische multomap uit hun backpack. In de map worden notities per vak gerangschikt met tabbladen in, je raadt het al, verschillende kleurtjes. De vraag of de kleur van de tabbladen wel matcht met de markeringen heb ik voor me gehouden.

Alsof als die kleurtjes op de vroege ochtend al niet gekmakend genoeg zijn toveren mijn medestudenten halverwege het semester bovendien grote schema’s uit hun tas, met opnieuw een kakafonie aan kleurtjes en geodriehoekrechte lijnen. ‘Wat is dat,’ sis ik op een gegeven moment en het antwoord luidt: ‘de blok.’

‘De blok’, ik had de term al eerder gehoord, maar genegeerd. Zou wel een variant zijn op de Hollandse term ‘blokken’. En dat klopt ook, met als verschil dat mijn medestudenten zich daar al anderhalve maand voor aanvang al over opwinden. Ergens terecht, want in vergelijking met de tentamenweek van de UvA valt de examenMAAND aan de UA vies tegen. Was ik gebuisd (= gezakt) dan had ik nu zeker de Gebroeders Winter geplunderd, ter voorbereiding op de tweede zit (= herkansingsperiode). Maar nee, ik heb alle acht vakken van het eerste semester gehaald met pen, papier en gezond verstand.

woensdag 16 februari 2011

Blauwe ogen

De trein rijdt het station binnen, remt. Zoals altijd is de vraag waar je precies moet staan om als eerste naar binnen te kunnen. Als ik geen haast heb kijk ik graag naar de grappige zigzagbewegingen die mensen maken om het snelste het dichtst bij de deur te komen. Gaan de deuren open dan is het zaak de uitstappers genoeg ruimte te geven om uit te stappen – maar niet zoveel dat iemand zich tussen jou en de uitstappende mensen door kan wurmen. Vandaag is iedereen relaxt, verdacht relaxt. Eén voor één, treetje voor treetje, stappen de mensen de trein in. Waarom?

Het antwoord zit voor me, kijkt me aan. Het is een peuter met de blauwste ogen die ik ooit heb gezien en een brilletje met ronde glazen. Hij zit op het klapstoeltje pal voor de ingang, vandaar dat iedereen zo zorgvuldig instapt. Ik vind het mooi om te zien dat mensen meer rekening houden met deze peuter dan met de gemiddelde conducteur. Misschien moet dit jongetje zo ook maar de kaartjes controleren, hij lijkt me er kritisch genoeg voor.

Zouden zijn ouders weten dat hij op het klapstoeltje zit? Ik zie in het gangetje geen bezorgde papa of mama staan… Eén duw en de peuter valt uit de trein. Eén gek en de peuter is gekidnapt. Ik geef toe dat dit rampscenario’s zijn, maar denk ook dat de meeste ouders zullen beamen dat zij hun peuter niet alleen op zo’n klapstoeltje achterlaten. De blik van het jongetje is alweer op de volgende instapper gericht als ik de coupé binnenga. De trein zet zich in beweging en ik droom - erop vertrouwend dat de peuter zich wel redt - weg op één van de mooiere rocknummers: Behind Blue Eyes.

donderdag 10 februari 2011

Aapjes kijken

Naar de dierentuin gaan heeft voor mij altijd iets dubbels. Als kind ging ik dagelijks naar Artis, het was de tuin de we thuis niet hadden. Ik genoot ervan me nat te laten spatten door de zeeleeuwen en was uren zoet in de speeltuin. Wat volgde was een dwarse puberperiode waarin ik de hokken van de dieren te klein vond en Artis inruilde voor poolcafé De Vijzel. Tot ik halverwege mijn studietijd verhuisde ik naar een etage vlakbij Artis, en ineens dagelijks langs de flamingo’s fietste. Een mailtje van de UvA dat ik als student voor €2,50 naar Artis mocht gaf de doorslag om mij weer eens lekker nat te laten spatten. Met mooi weer bezocht ik vanaf dat moment de dierentuin om op een bankje te studeren of aapjes te kijken met mijn nieuwste liefde.

Hoewel sommige dieren wat meer ruimte hadden gekregen bleef het wrang dat nijlpaarden een badje hebben waar ze hun gigantische kont niet in kunnen keren, zebra’s hooguit een huppelpasje kunnen maken en aapjes maar drie boompjes hebben om aan te slingeren. Nu heb ik eens gelezen dat dierentuindieren zo gewend zijn dat ze als ze kunnen kiezen liever in een hok wonen dan in het wild, maar dat ik dat artikel niet meer terug kan vinden zegt ook wat… Los daarvan heeft het fenomeen ‘dieren kijken’ voor mij iets raars. We kijken toch ook niet naar mensen in kooitjes? Of kan het bezoeken van een concert of voorstelling als zodanig worden beschouwd?

Sinds ik in Antwerpen woon ben ik niet meer naar Artis geweest. Ook de ZOO Antwerpen heb ik links laten liggen, tot ik bij aanschaf van een treinkaartje een gratis ticket kreeg. Ik liep het Apenhuis in en zag in het eerste hok een stel aapjes tevreden knabbelen aan bleekselderijstengels. In het volgende hok stond een man. Een man in werkkostuum druk doende een eigenlijk iets te lange boomstam naar binnen te krijgen. Op het bordje stond ‘WERK – TRAVEAUX’ met daaronder een plaatje van een man met een schep. Toen de man mij aankeek wendde ik enigszins beschaamd mijn blik af, nog geen tel later bedenkend hoe tegenstrijdig die impuls eigenlijk was. Schaamde ik mij naar een soortgenoot te kijken? Of wendde ik mijn blik af omdat staren ‘niet hoort’? Dierentuinen, ik bezoek ze al een kwarteeuw maar weet nog altijd niet wat ik van aapjes kijken vind.

zondag 30 januari 2011

Expeditie CC De Mol

Er zijn plaatsen waar je zonder auto beter niet naartoe kunt gaan. Ik heb geen auto maar mijn nieuwsgierigheid naar evenementen op eigenwijze locaties maakt mij regelmatig overmoedig. Zo wilde ik laatst perse naar een voorstelling van NTGent, die niet langer in Gent speelde. Wel in Lier, een beetje het Haarlem van België. Twintig treinminuutjes vanaf Antwerpen en op station Lier zou ik verschillende bussen kunnen pakken naar CC De Mol. Klinkt allemaal niet heel gevaarlijk, maar ik wantrouw openbaar vervoer – zeker als ik over moet stappen – en vertrek dus anderhalf uur van tevoren.

Het gelazer begint in Lier. De routeplanner gaf niet goed aan welke bus ik moest pakken, maar omdat een klasgenootje mij had verteld dat veel bussen langs het CC zouden rijden had ik mij daar niet zo’n zorgen om gemaakt. Naast de bushalte staat een frietkot waar ik de weg vraag, maar zowel de twee frietbakkers als de klant voor me hebben geen idee hoe ik bij het CC kom. Ik bedenk dat een snackbar misschien niet de meest cultureel verantwoorde plek is en loop het station weer in waar ik een loketmedewerkers aanschiet. Die heeft al helemaal geen idee, dus hop terug naar de bushalte waar inmiddels een vriendelijk uitziende dame staat. Ze kent CC De Mol! Sterker nog, ze moet dezelfde bus hebben als ik en legt me in de bus wel vier keer uit hoe ik moet lopen. Normaal gesproken stoort het me als mensen zichzelf herhalen maar nu laat ik me het gebabbel gewillig aanleunen, blij iemand gevonden te hebben die weet waar ik moet zijn.

Als ik uitstap check ik meteen de tijden terug naar het station, die vies tegenvallen. Ik kan kiezen tussen de voorstelling een kwartier eerder verlaten of een taxi. Werkloos als ik ben besluit ik eerder te vertrekken, hoewel ik het wel HEEL ERG vind dat ik nu niet weet hoe de voorstelling afloopt. Ik ben uiteindelijk een kwartier te vroeg voor de één na laatste trein en ijsbeer wat over het station. Het station is op een paar lantaarns na donker, maar hier en daar ontwaar ik silhouetten van medereizigers. In Boechout, één station na Lier, wordt mijn rust genadeloos verstoord door zeker dertig dronken pubers. Met brandende peuken en flessen sterke drank in de hand vullen ze ‘mijn’ coupé.

Het lijkt erop dat ze stoer willen doen en geen kwaad in de zin hebben. Desondanks voel ik me geïntimideerd door hun luidruchtigheid en gierende hormonen, en sluip ik naar een volgende coupé. Het maakt weinig uit want eenmaal in Antwerpen sluiten ze me in op de roltrap. Buiten pak ik natuurlijk meteen een andere route, maar ook dat helpt niet, want tien straten verderop hoor ik ze nog brullen. Had ik een auto dan was ik dit tuig niet tegengekomen, had ik het einde van de voorstelling gezien, niet zes mensen naar de bus hoeven vragen en waarschijnlijk ook geen inspiratie voor een blog gehad.

zondag 23 januari 2011

Hable con ella

Het doek gaat open, een vrouw met heksachtig uitstaand haar buigt achterover. Het is moeilijk te zeggen waarom, maar bij het zien van deze openingsshot weet ik al dat ik Hable con ella een prachtfilm ga vinden. En dan heb ik nog niet eens gemerkt dat ik naar de beroemde caféscène uit Café Müller kijk, mijn favoriete ballet van Pina Bausch. Kortom, regisseur Pedro Almodovar kan geen kwaad meer doen in mijn ogen, terwijl ik nog een benul heb van het verhaal.

In Hable con ella vertelt een verpleger de in coma liggende ballerina Alicia over Café Müller. Hij heeft zelfs een handtekening van Pina Bausch voor haar meegebracht. Het is net of hij speciaal voor Alicia naar het ballet is geweest, en dat raakt. En dan is er ook nog een schrijver, ik hou om een of andere reden erg van films over schrijvers, die gefascineerd raakt door torero Lydia. Hij wint haar respect door een veldslang voor haar te doden en krijgt toestemming zich in haar (privé)leven te verdiepen om een artikel over haar te schrijven. Dan wordt Lydia verslagen door een stier en ze raakt in coma. In het ziekenhuis komen de verhaallijn van de Alicia en Lydia samen als de verpleger en de journalist elkaar ontmoeten.

Het is geen toeval dat de verpleger naar Café Müller is geweest, het verzorgen van Alicia is zijn levensdoel. Hij heeft haar één keer ontmoet voor zij in coma raakte, zij vertelde hem toen dat ze van ballet, stomme films en reizen houdt. Behalve balletvoorstellingen bezoekt de verpleger daarom ook stomme films. Hable con ella toont een fragment uit een film over een man die steeds kleiner wordt, zo klein dat hij uiteindelijk in de vagina van een vrouw verdwijnt. Het is niet moeilijk te raden dat de verpleger niets liever zou willen dan in Alicia verdwijnen.

Toch schokt het me als Alicia zwanger blijkt. De eerst zo aandoenlijke toewijding van de verpleger heeft zieke vormen aangenomen. Gek genoeg lijkt de journalist juist steeds meer om de verpleger te geven. Zijn (gedroomde) relatie met Lydia is om zeep geholpen door haar overlijden. De journalist richt zijn aandacht volledig op de verpleger en is de enige die hem bezoekt als hij in een psychiatrische inrichting wordt opgesloten. De journalist is ook degene aan wie de verpleger zijn afscheidsbrief richt als hij een overdosis slikt. Gaan alle geliefden van de journalist vroegtijdig dood?

Hable con ella eindigt met ballet. In de zaal zitten zowel de journalist als Alicia, de miskraam heeft haar uit haar coma doen ontwaken. Alicia lijkt de journalist te herkennen, zonder te weten waarvan. Flirterige blikken worden uitgewisseld, de aftiteling van de film begint. Een prachteinde, al kan ik het niet helpen te dromen van een happy Hollywood einde waarin Alicia en de journalist trouwen en ik zeker zou weten dat ze nog lang en gelukkig leven.

dinsdag 11 januari 2011

Amish Paradise


Toen ik het clipje Amish Paradise voor het eerst zag, wist ik niet meer dan dat het een parodie was op Gangsta’s Paradise. Een wat beter ontwikkelde vriend van me vertelde me dat de Amish echt bestaan. Voor wie ook onder een steen heeft geleefd: Amish is een niet-te-geloven strenge geloofsgemeenschap in Pennsylvania, waar mensen leven alsof de Industriële Revolutie nooit heeft plaatsgevonden. Overigens hebben ze wel een website, zelfs met blog.

Op de site kun je zien dat Amish rondlopen in ouderwetse klederdracht (bretels enzo), doen aan landbouw met paard en wagen en zeer streng gelovig zijn. Streng gelovig zijn meer mensen, maar ik durf te wedden dat die wel een magnetron in huis hebben. Ik daarentegen heb op mijn kot geen magnetron. Ook geen oven (niet eens een houtoventje!) en geen vriezer, wasmachine, droger, staafmixer en stofzuiger. Eigenlijk leef ik best Amish. Ik heb ook een blog en zelfs een bijbel, van die laatste weet ik alleen zo gauw niet meer waar…

dinsdag 4 januari 2011

Hyves thee

Pickwick had een geweldig idee: Hyvers inschakelen om een Dutch Tea Blend te maken. Waarom? In een interview op Frankwatching geven medewerkers van Pickwick als reden op dat Hollanders veel thee drinken maar geen eigen theesmaak hebben, in tegenstelling tot de Engelsen met hun nog altijd populaire English Tea Blend. Hoog tijd dus voor Hollandse thee, genaamd Dutch Tea Blend. Ik doe, waarschijnlijk net als jij, hard mijn best om me niet af te vragen waarom de thee dan niet Hollandse Thee Smaak heet.

En waarom worden Hyvers gevraagd om deel te nemen aan dit cocreatieproject? Tjsa, dat is een moeilijker te beantwoorden vraag. Hyves is natuurlijk nog steeds het grootste Nederlandse social network, maar om de leden ervan daarom meteen als thee-experts te beschouwen... ik betwijfel het. Vooral omdat ik de gekozen Dutch Tea Blend, oranje pecco, niet te zuipen vind. Oranje pecco slaat op twee dingen die ik niet meteen associeer met goede smaak: (1) het koningshuis en (2) jonge, donzige theebladeren.
Samen smaken ze naar een mix van Earl Grey (saai) en fruitthee (het ergste dat je mij op theegebied kunt aandoen). Met andere woorden: slechte combi.

Wat wel een goeie combi was geweest? Dat kan ik in mijn eentje niet beslissen. Daar is cocreatie, de hipper dan hipste vorm van samenwerken (en marketingstunt in één), voor nodig. Het lijkt mij daarom een goed idee om alle Nederlandse Facebookers, bloggers, internetters, asielzoekers en randdebielen te vragen hoe de Dutch Tea Blend moet smaken. Want als Hyvers thee kunnen maken, dan kunnen alle andere Henk en Ingrids in ons land dat toch zeker ook..?

maandag 3 januari 2011

Jaaroverzicht

Het is 2011 maar het Nieuwjaarsgevoel voel ik niet. Nog niet. Door 1 januari 7:15 mijn bed in te rollen begin ik het nieuwe jaar met een flink verstoord bioritme. Ter indicatie: het is nu bijna 1:00 ’s nachts en ik heb zin in lunch. Slapen heb ik sowieso opgegeven, morgen weer een dag, nacht, dagnacht. Nachtdag?

In mijn 1001 pogingen tot slapen van de afgelopen uren vond ik trouwens wel een verklaring voor mijn gebrek aan Nieuwjaarsgevoel: ik heb geen jaaroverzicht gepubliceerd. Elk zichzelf respecterend medium doet dat, dus waarom Speciaaltje niet?

Om het niet nog langer uit te stellen heb ik het overzicht niet zelf gemaakt, maar laten maken. Door Facebook. Conclusie: 2010 was het jaar waarin ik één scriptie schreef en heel veel festivals bezocht. Mijn doel voor 2011 laat zich raden: nog een scriptie, meer festivals en een baan. Een echte.

Beste wensen allemaal!